13. Afscheidsbrief naar huis.

371 8 2
                                    

"Hey Mannen! Kijk 'ns wat ik hier heb!" Kapitein Edwards kwam met een grammofoonspeler boven zijn hoofd aan sjouwen. Een voorzichtig gejuich steeg onder de manschappen op. Na meer dan een volle week in de loopgraven te zijn geweest, was de verveling dodelijk. De infanteristen hadden inmiddels schoon genoeg van alle kaartspelletjes en naarmate het wachten langer duurde, sloeg de stemming om. Werden er eerst nog allerlei vrolijke verhalen en schunnige moppen verteld, nu begonnen een aantal mannen zich aan elkaar te ergeren. In een aantal gevallen waren er al onenigheden onder de mannen uitgebroken, waarbij het zelfs tot enkele vechtpartijtjes kwam. De officieren en onderofficieren moesten steeds meer moeite doen om de verveelde mannen in het gareel te houden. Toch was het moreel onder de infanteristen, ondanks het uitstel van twee dagen, goed te noemen. De mannen waren ongeduldig, maar trots dat ze deel mochten uitmaken van de 'beslissende slag'. De grammofoonspeler was dan ook een aangename en welkome afwisseling. Pat kwam achter Edwards aan sjokken met een kistje grammofoonplaten. Er zaten blijkbaar genoeg grammofoonplaten in het kistje, want het zweet gutste Pat van het gezicht. "Hoe komt u aan dat ding, Kapitein?" vroeg één van de mannen. "Van de Tyneside Scottish gekregen. De jongens hiernaast. Zij hadden al een grammofoonspeler en de eigenaar van dit exemplaar, hoeft er zich nu geen zorgen meer over te maken dat er krasjes op zijn grammofoonplaten komen." De mannen wisten precies wat Kapitein Edwards bedoelde. De soldaten hadden er een bloedhekel aan om het sneuvelen van één van hun kameraden uit te spreken. Dat was veel te confronterend. In plaats daarvan zei men liever dat de desbetreffende persoon zich geen zorgen meer hoefde te maken over zaken waar hij zich tijdens het leven druk over kon maken of wat, in zijn dagelijks leven een probleem was, zoals een ongehuwde soldaat waarvan de vriendin zwanger was. De vorige eigenaar had in ieder geval met deze grammofoonspeler een prachtexemplaar nagelaten. Horace onderwierp het toestel aan een grondige inspectie, en concludeerde dat, afgezien van de flinke deuk in de hoorn, de grammofoonspeler zich in een uitstekende staat bevond. De grammofoonspeler werd op de "fire step" geïnstalleerd en nieuwsgierig verzamelden de mannen zich rond het kistje van Pat. "Wat zit er allemaal voor lekkers in, Patty?" vroeg Percy Harris, een kleine gezette soldaat met een rond hoofd. Pat maakte de doos open en haalde er een paar grammofoonplaten uit, die ook in een zeer goede staat verkeerden. De vorige eigenaar was blijkbaar erg zuinig op "zijn" muziek geweest. Pat bekeek de grammofoonplaten en floot tussen zijn tanden. "Allemaal goede muziek, jongens." riep Pat enthousiast, terwijl hij een plaat op de grammofoonspeler legde. Sergeant Evans wond de speler op met de slinger aan de zijkant van de grammofoonspeler en al snel schelde populaire liedjes als "Oh, It's A Lovely War" * en "It's A Long Way To Tipperary" ** door de hoorn. De mannen zongen deze populaire liedjes allemaal vrolijk mee en tevreden zag Kapitein Edwards hoe de stemming verbeterde. Hij ging kameraadschappelijk bij de mannen zitten en zong, terwijl hij een pijpje stopte, een vrolijk deuntje mee. Tot ongenoegen van de manschappen zette even later ook Sergeant Evans in. Zijn zangstem kwam niet alleen luid en bulderend boven de andere soldaten uit, maar klonk ook nog een gruwelijk vals. Evans' vocale bijdrage aan de passage "Goodbye Piccadilly, Farewell Leicester Square" ging bij iedereen door merg en been. Één van de mannen vroeg daarom lachend of ie een corveeklusje kon krijgen, zodat ie dat valse gejammer van de sergeant niet aan hoefde te horen. Evans kon er de humor wel van inzien en quasi verontwaardigd beloofde hij de soldaat een latrinedienst.

Terwijl de stemming een hoogtepunt bereikte en de oorlog even wat verder weg leek, ontplofte er vlakbij de loopgraaf een Duitse artilleriegranaat. De granaat richtte geen schade aan en ook raakte niemand gewond, maar het maakte de mannen wel duidelijk dat de Duitsers nog steeds weerbaar waren en niet van plan waren het zonder slag of stoot op te geven. De Duitse artillerie was, sinds het Britse bombardement niet meer zo actief. Ieder Brits vliegtuig of observatieballon kon de mondingsvlammen van de Duitse geschutstukken vanuit de lucht duidelijk waarnemen. Na de coördinaten daarvan doorgegeven te hebben aan de eigen artillerie, konden de Duitsers ervan uitgaan dat het geschut op een behoorlijk aantal granaten getrakteerd zou worden. Daarom zwegen de meeste Duitse artilleriestukken waardoor het overgrote deel van de kanonnen de vernietiging bespaard bleef. Lloyd had het idee dat de intensiteit van het Britse artilleriebombardement in hevigheid was afgenomen. Het leek erop dat er steeds minder granaten op de Duitsers werd afgevuurd. Toen Lloyd dit aan de kapitein vroeg haalde deze enkel zijn schouders op. "Ach, dat lijkt misschien maar zo. We horen nu al bijna zes dagen het gedreun van onze artillerie. Waarschijnlijk raken we er aan gewend." was het antwoord van de kapitein, die de vraag van Lloyd, op deze manier, nonchalant wegwuifde. De waarheid was echter dat het vuurschema van de Britse artillerie, door het uitstel van twee dagen, aangepast was. Er kwam dus geen extra munitie voor de geschutstukken ter beschikking, waardoor de intensiteit van het bombardement inderdaad verminderde. Het verontruste Lloyd en dat zorgde ervoor dat hij zich somber begon te voelen. Voor de Duitsers betekende het echter dat de druk wat van de ketel was en dat hen een, zij het een kleine, adempauze gegund werd. Lloyd's kameraden bemerkten het niet of het kon hen niets schelen, want zij zongen, schijnbaar onvermoeibaar verder. Lloyd trok zich terug naar zijn kleine schuilplaats in de wand van de loopgraaf en besloot een brief aan zijn ouders te schijven. Het zou de laatste brief naar huis worden, voordat het offensief overmorgen van start zou gaan. Wellicht, en hoewel hij daar liever niet aan wilde denken, zou het zijn laatste kunnen zijn. Met trillende handen en overmand door emoties begon Lloyd aan zijn brief.

29 Juni 1916

Beste Vader en lieve Moeder,

Ik schrijf jullie deze brief vanuit de loopgraven, waar wij nu alweer bijna tien dagen liggen. Normaal gesproken zouden we allang weer afgelost zijn en ergens veilig in het achterland ingekwartierd zijn, maar overmorgen begint een groot offensief en dus mag niemand de loopgraven verlaten. Er wordt een enorme hoeveelheid aan materiaal en manschappen aangevoerd. Zoveel heb ik nog nooit bij elkaar gezien. Ik voel me niet beschaamd te zeggen dat ik bang ben en hoop daarom dan ook dat de aanval volgens plan verloopt. Onze officieren blijven ons maar zeggen dat we vertrouwen in hun tactieken moeten hebben en dat de inname van de Duitse loopgraven een gemakkelijk te klaren klus zal worden. Al bijna een week worden de Duitse loopgraven en de prikkeldraadversperringen in het niemandsland onophoudelijk bestookt door een verschrikkelijk artilleriebombardement. Zoiets vreselijks heb ik nog nooit eerder gezien. Die arme drommels aan de overkant zullen het ongetwijfeld heel moeilijk hebben. Onze officieren zeggen dat er na zo'n beschieting geen enkele Duitser nog levend uit zijn loopgraaf zal kruipen. Toch heb ik er geen goed gevoel over. Tijdens mijn wachtdiensten heb ik namelijk nog helemaal geen kapot gebombardeerde prikkeldraad versperringen gezien. Het doorkruisen van het niemandsland zal daarom helemaal geen makkelijke opgave worden. Ik kan alleen maar hopen dat het bombardement zijn werk goed heeft gedaan en dat er overmorgen geen enkel Duits machinegeweer ons staat op te wachten. De andere jongens zeggen dat ik te pessimistisch ben en misschien hebben ze daar wel gelijk in. Toch kan ik het onheilspellende gevoel dat ik heb niet van me afschudden. Ik heb werkelijk geen idee hoe het allemaal zal aflopen. Het is daarom heel goed mogelijk dat dit mijn laatste brief aan jullie zal zijn. Weet dat, wanneer ik overmorgen zou sneuvelen, ik mijn plicht, met trots, vervuld zal hebben tegenover onze koning en Engeland. Ik ben me ervan bewust dat ik niet altijd de zoon ben geweest die jullie van mij hadden verwacht, maar ik hoop dat jullie beseffen dat ik alles wat ik in mijn leven gedaan heb, altijd met de beste bedoelingen gedaan heb. Ik hoop dat, als ik er niet meer ben, jullie mijn naam met trots kunnen uitspreken en weet dat ik altijd, zielsveel van jullie gehouden heb. Ik ben niet bang om te sterven, hooguit bang dat, op het beslissende moment , mijn angst het van mijn lichaam zal overnemen en ik zal verstijven. Daarom bid ik de laatste dagen regelmatig tot de almachtige Vader om kracht en hoop. Misschien heb ik het geluk om de aanval te overleven en ik beloof dat ik dan zo spoedig mogelijk weer een brief zal schrijven. Ik wil jullie bedanken voor jullie lieve brieven, foto's en pakketjes, die ik van jullie, de afgelopen maanden, heb mogen ontvangen. Ze waren een enorme, welkome steun voor mij. Heel veel dank dat jullie mijn ouders zijn geweest. Het is mij nooit aan iets ontbroken en ik had mij geen betere ouders kunnen wensen. Ik neem geen afscheid, want dan zou ik jullie en mijzelf alle hoop op een goede afloop ontnemen.

Het ga jullie goed en treur niet om mij als ik er niet meer ben,

Jullie innig liefhebbende zoon,

Lloyd Taylor.


*****

Bonus * "Oh, It's a Lovely War."


Bonus ** "It's a Long Way to Tipperary."



...en de engel sprak Duits.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu