Ik word wakker door een wachter die tegen mijn cel aanschopt. 'Wakker worden! Anders geen eten.' Voorzichtig en zo snel mogelijk hijs ik me met al mijn kracht omhoog. De wachter checkt of iedereen wakker is en loopt dan weer weg. De jongen die altijd het eten komt brengen loopt langs. Hij kijkt me met medelijden aan en schuift het eten door het luik, zo ver mogelijk naar mij toe. Ik knipper met mijn ogen als bedankje. Hij knikt kleintjes en gaat door naar de volgende cel. Ik pak het kommetje drinken vast en drink wat. Voorzichtig drink ik het kommetje leeg en probeer het terug naar het luikje te schuiven, zodat de jongen het straks weer mee kan nemen. Ik pak het plakje droge brood op en knabbel er een beetje aan. De jongen komt weer langs. Hij haalt alle kommetjes op en loopt vervolgens zonder iets te zeggen met een spijtige blik weer weg. Zo gaat het eigenlijk elke ochtend. Knap dat hij het vol houd om elke dag de gevangenen eten te brengen. De meesten hier zijn volgens mij niet bepaald aardig. Ik hoorde ze vaak schreeuwen of tegen de muren slaan. Tegenwoordig is het stil. Ik denk dat alle weerwolven in de wijde omgeving onderhand wel weten dat je niet met deze pack moet sollen. De pack heeft goede leiders en een goede naam, maar dat is deels doordat ze met vaste hand regeren. Als je ook maar de kleinste regel overtreed, kan je een jaar in de cel verwachten.
Ik hoor het krakende geluid van de kerker deur weer en slik het laatste stukje brood door. 'Zo, wolfje, vandaag mag ik jou martelen. Gezellig, niet?' 'Altijd, Bèta.' Krijg ik er nog net uit. 'Mooi zo, wachter, maak de cel open.' Commandeert hij. De wachter maakt de cel open en de Bèta stapt naar binnen. 'Laat ik vandaag beginnen met' de Bèta denkt even na 'het mes.' Besluit hij. Hij loopt naar de wapenkast toe en haalt er een scherp mes uit. 'Ga liggen en steek je arm uit.' Beveelt hij. 'En waag het om bloed op mij te morsen.' Gromt hij er achteraan. Zodra het mes mijn arm bereikt voel ik een pijnlijke steek door mijn arm gaan. Hij maakt drie sneeën en dan word het wazig voor mijn ogen, vanbinnen schreeuw ik het uit en mijn hele lichaam begint met trillen. 'Blijf stil liggen.' Sist de Bèta. Met al mijn kracht probeer ik het te stoppen, maar het lukt niet. Luna's kracht is weer weg, ik had niet eens gemerkt dat ze terug kwam. De Bèta gaat door met snijden. Zevenendertig, achtendertig, negenendertig, veertig. Dan stopt hij. De Bèta loopt naar de wapenkast en legt het mes terug. Dan loopt hij naar me toe en begint me te slaan. Een harde klap land op mijn arm en mijn hele lichaam reageert door in elkaar te krimpen. De Bèta slaat hard, harder dan de Gamma, wat niet raar is, maar hij slaat ook tig keer zo hard als de Alpha. Dat kan niet, de Alpha is altijd de sterkste uit de roedel. Toch? Ik weet het allemaal niet meer. Mijn hele lichaam doet zeer, maar de klappen komen niet meer aan. Mijn lichaam toont geen enkel signaal van wat er met mij gebeurd. Alles is zwart en pijnlijk...
Ik probeer mijn arm te bewegen, maar volgens mij was dat niet zo'n goed idee. Mijn hele arm lijkt alsof hij in brand staat door de pijn. 'Ben je eindelijk wakker, wolfje? Je kan toch niet doodgaan? Dat is niet leuk voor ons.' Lacht de Bèta, met een lach die niet ver van kwaadaardig af zit. Ik voel Luna's aanwezigheid. 'Diana' fluistert Luna zwak. 'Luna?' vraag ik verbaasd. 'Diana, luister naar me, de afgelopen tijd heb ik energie verzamelt om met jou te kunnen communiceren.' Zegt Luna met een zachte stem. 'Ik luister, wat is er?' vraag ik aan mijn wolf. 'Overmorgen ben je jarig, je word zestien.' 'Dan al?' vraag ik haar. 'Ja, het spijt me dat ik dit moet zeggen, maar dit gaan we niet overleven.' Ik kijk mijn wolf begrijpend aan. 'Ik wil, dat je aan de Alpha vraagt om ons Rogue te maken. Dan kunnen we voor de laatste keer het gras voelen, voor we sterven.' Fluistert mijn wolf me zwakjes toe. Dan verdwijnt Luna weer. 'Voor jou alles, Luna.' Fluister ik mijn wolf na. "PETS" 'Blijf erbij als ik tegen je praat!' 'Sorry, Bèta.' Zeg ik gepijnigd, na de harde klap tegen mijn kaak. Verontwaardigd snuift de Bèta. 'Bèta, zou ik misschien de Alpha kunnen spreken.' Ik merk dat Luna mij een beetje van haar kracht geeft zodat ik normaal kan praten. De Bèta kijkt me met geknepen ogen aan. 'Wat zou ik kunnen doen? Ik heb de kracht niet om te staan, laat staan de Alpha aanvallen.' De Bèta knikt, daarna worden zijn ogen wazig. Hij mindlinkt de Alpha. 'Overmorgen. De Alpha heeft het erg druk.' Antwoord de Bèta. Dankbaar knik ik naar de Bèta en kijk naar beneden terwijl ik Luna's krachten weer voel verdwijnen. 'Goed gedaan. Dank je.' En dan is ze weer helemaal verdwenen. Ik hoor hoe de Bèta wegloopt. Ik denk na, hoe zou het zijn om dood te zijn? Ik hoop dat ik dan echt dood ben. Leven kost zoveel energie. Voorzichtig kruip ik terug naar het hoekje waar ik altijd slaap. Ik probeer mezelf op te krullen tot een bolletje, wat niet helemaal lukt. Ik heb er de kracht niet voor, dus ik laat het er maar bij. Ik leg mijn armen netjes naast me, naast elkaar op de grond, zodat ik ze niet op een van mijn wonden, oftewel mijn lichaam neerleg. Ik doe mijn ogen dicht en probeer me gras voor de geest te halen. Hoe fijn zou het zijn om eindelijk te sterven in dat gras. Eindelijk rust. Dan heeft niemand meer last van mij en ik ook niet van hen. Dat zou stukken makkelijker zijn. Dat is het laatste wat ik denk voor dat ik niks meer merk en in slaap val.
A/N: Het tweede hoofdstukje! Kleine "hoofdstukken" met ongeveer duizend woorden. Dit stukje heeft 1.011 woorden. Ik vind hoofdstuk gewoon leuker klinken dan deel.
JE LEEST
Werewolf Pain
WerewolfBest: #9 in weerwolf Diana, zo heet ik. Mijn wolf heet Luna. Al bijna elf jaar zit ik in een cel in de kelder van "The Lunar Shadows", door mijn ouders, ze waren spionnen van een andere roedel, dat is het antwoord wat ik kreeg toen ik acht was en de...