Hoofdstuk 28

828 44 0
                                    

Het is een week geleden sinds ik Jax heb ontmoet. De paranoia maakt me helemaal gek. Ik heb al twee dagen niet kunnen slapen. Ik kan geen oog dicht doen, maar tegelijkertijd kan ik mijn ogen niet open houden. Ondertussen leef ik op cafeïne, iets waar Luke niet echt blij mee is. Ik ben bang om naar de camera's te kijken. Het lukt me niet om waar dan ook naar toe te kijken, door vermoeidheid blijf ik maar staren. Ze zijn lastig te zien, maar als je goed kijkt, kun je ze zien. Als iemand de camera's ziet, wordt de hele pack opgeblazen. Ik praat niet meer, ik ben bang dat als ik iets zeg, ik alles er uit gooi. Ik moet het kwijt, maar er is niemand met wie ik kan praten. Meerdere keren heb ik bijna alles verpest. Elke keer heeft Luna ervoor gezorgd dat ik mezelf verbeterde, maar ik kan het echt niet meer aan. De druk die op mijn schouders ligt wordt me teveel.

Ik schrik van een hand op mijn schouder. "Dian, praat met me. Je bent al de hele week afwezig. Vertel me wat er is." Luke smeekt het me bijna. Ik kan het niet langer in houden. Ik verberg me in zijn shirt en laat de tranen komen. "Dian, wat is er?" Vraagt hij weer. "Alsjeblieft, vertel me wat er is." Maar nog steeds zwijg ik. Ik kan hem niets vertellen. Door die gedachte moet ik nog harder huilen. Luke tilt me op van mijn stoel en plaatst me op zijn schoot. Ik kruip dicht tegen hem aan, mezelf beschermend tegen de buitenwereld. Luke fluistert lieve woordjes in mijn oor. De meeste dingen zijn volstrekt onlogisch en niet te begrijpen, maar zijn aanwezigheid zorgt ervoor dat ik voor het eerst in dagen in slaap val.

Later op de dag wordt ik wakker in bed, Lukes armen nog om me heen. "Kan je me vertellen wat er is?" ik schudt mijn hoofd en begraaf me dieper in zijn shirt. Hij zucht. "Misschien helpt het je om een stukje te rennen? Normaal ren je elke ochtend." Ik denk even na, voor ik knik en zuchtend mijn warme plekje in zijn shirt verlaat. "Kunnen we niet bij onze mate blijven? Ik heb niet zo veel zin om te rennen." Zegt Luna. "Ik denk dat we even weg moeten bij al deze camera's en even weg bij alle mensen. Eventjes geen druk dat ik alles verpest. En sinds wanneer heb jij geen zin om te rennen? Het is lang geleden dat we buiten zijn geweest." "Oké dan, dan gaan we toch rennen?" zucht Luna.

Zodra we in de bossen staan, voel ik alle stress van me af glijden. "Mooi, kunnen we nu terug?" Ik rol mijn ogen naar haar. "Ik snap niet dat jij geen zin hebt om even te rennen." "Ik heb wel zin om te rennen, maar liever een andere keer." "Hoezo dat?" "Weet ik veel." Ik rol mijn ogen nogmaals en begin te rennen. "Gewoon even een klein rondje, zo erg kan het niet zijn." Met tegenzin stemt Luna toe. Langzaam pak ik het tempo op. Na een paar honderd meter, trek ik mijn kleren uit en laat ik Luna overnemen. Zodra we helemaal zijn veranderd, schud ze haar vacht uit. "Jemig, je hebt me veel te lang opgesloten, er zit allemaal stof in mijn vacht!" grapt ze, terwijl ze zich uitrekt. "Jij wou niet gaan rennen." Zeg ik schouderophalend. Luna huppelt een paar rondjes, voor ze in een keer wegsprint. "Ik heb dit gevoel gemist." Zegt ze tegen me. "Ik ook." Met de wind die door onze vacht waait en de bomen die voorbij flitsen, voel ik me immens blij en veilig, alsof niets ons nog kan tegenhouden.

Ik had het fout. Ik had me nooit kunnen voorstellen hoe fout ik was. En niet een keer, maar twee keer. Eerst denken dat een rondje rennen geen kwaad kan, en daarna toen ik me zo vrij voelde. Ik had het moeten weten. "En dit was dus waarom ik niet wou rennen. Ik zei toch dat we beter bij onze mate konden blijven! Als je naar me had geluisterd, was niets van dit alles gebeurd." Snauwt Luna naar me. "Als jij zo zeker wist dat dit zo gebeuren, waarom zei je dan niets, als jij iets had gezegd, waren we gewoon thuis gebleven." Sneer ik terug. "Maar het heeft geen zin om nu te gaan bekvechten, we hebben grotere problemen, zoals hoe we hier wegkomen." Zeg ik.

We zijn weer terug ondergronds. Na een paar kilometer gerend te hebben, hoorden we dat er iemand achter ons aan rende, in eerste instantie dachten we dat het iemand van de pack was, maar toen we langzamer gingen rennen, merkte Luna dat deze wolf uit een andere pack kwam, zodra ze dat door had, sprintte ze zo snel mogelijk weg. Kilometers rende hij achter ons aan, terwijl wij bij de grens probeerden te komen, waar wachters staan, maar elke keer dat we dichter bij kwamen, trok de wolf een sprint in de richting van de grens, er voor zorgend dat wij elke keer moesten afbuigen en nooit bij de grens aankwamen. Nadat we verscheidene rondes hadden gerend, besloten we richting het dorp te rennen, waar meer packleden zijn, maar de wolf was ons voor en jaagde ons terug het bos in, terwijl hij steeds harder achter ons aan rende en naar onze hielen hapte. We waren zo gefocust op wegrennen, dat we niet door hadden dat we in de val werden gelokt. Iets verder in het bos, stond een andere wolf ons op te wachten, en zodra wij in zijn buurt kwamen, tackelde hij ons.

Met z'n tweeën en met behulp van monnikskap, lukte het ze makkelijk om Luna terug te dwingen en mij mee te nemen. Gelukkig hadden ze wel het fatsoen om mij iets van kleding te geven, maar dat was dan ook alles. Sinds ik hier ben, heb ik niets te eten gekregen, ze hebben me opgesloten in een kamertje en sindsdien zit ik hier alleen. Ik heb niets van Luna vernomen. Ik heb geprobeerd om iemand te mind linken, maar door de monnikskap lukte het me niet, dus nu zit ik hier helemaal alleen. Momenteel ben ik een weerwolf zonder wolf.

Werewolf PainWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu