Hoofdstuk 12

178 14 7
                                    

"Bram, hoor je wat we zeggen?" Fenna staat voorovergebogen naar haar collega te kijken. Hij lijkt in shock en staart stilletjes voor zich uit. Fenna zwaait met haar handen voor Brams gezicht, maar hij reageert niet. Fenna zucht.

"Bram? Jongen, alsjeblieft." Ook Evert kijkt hopeloos naar zijn beste vriend. De blonde rechercheur begrijpt niet wat er is gebeurt. Wel is duidelijk dat Bram het niet makkelijk heeft gehad; zijn gezicht zit onder de blauwe plekken.

"Bram, toe nou. Kom, wij helpen je. Sta op." Fenna probeert Bram overeind te laten staan. Evert helpt haar, want in hun collega is geen beweging te krijgen. "We gaan naar het bureau", zegt Evert. Wie weet klinkt het Bram dan wat bekender in de oren. Maar nee, de rechercheur blijft zitten waar hij zit.

Opeens begint Bram te praten. "Liselotte", mompelt hij. "Ze.. Wij..." Evert glimlacht. Eindelijk. Bram praat. "We gaan eerst naar het bureau", vertelt Evert de jonge rechercheur. "Daar is Lova", probeert Fenna. "Ze heeft je gemist." Maar Bram blijft koppig zitten. "Mijn schuld", zegt hij zacht.

Fenna krijgt medelijden met haar collega. Tegelijkertijd begint haar geduld ook op te raken. "Hup, Bram. Nu is het even klaar." Ze trekt hem overeind en loopt hard door naar de auto.

De hele rit houdt Bram zijn mond. Fenna en Evert kijken elkaar af en toe aan. Echt duidelijk wordt het hier niet van. Als Fenna zich omdraait ziet ze dat Bram met tranen in zijn ogen naar een mobiele telefoon kijkt. "Geef eens?" vraagt ze op een dwingende toon. Ze steekt haar hand al uit. Bram legt de telefoon in Fenna's hand. "Liselotte", snikt hij zacht.

Als Fenna op het schermpje kijkt, slaat ze haar hand voor haar mond. "Mijn God", stamelt ze geschrokken. Evert kijkt op. "Wat is er?" Fenna kijkt nog steeds met een vertrokken gezichtsuitdrukking naar de afbeelding van het scherm. "Liselotte", mompelt ze. Evert zucht. "Begin jij nou ook al", moppert hij. Fenna negeert haar partner en draait zich om naar de achterbank. "Is ze dood?" vraagt ze aan Bram. "Mijn schuld", mompelt hij. Fenna rolt met haar ogen. "Dat vraag ik niet. Is ze dood, Bram? Ja of nee?"

Evert begint nu eindelijk door te krijgen wat er op de display staat. Hij kan maar met moeite zijn gedachte bij de weg houden. "Alsjeblieft, Fenna. Kan dit op het bureau?" Fenna knikt. Haar gezicht is wit van schrik en ze kijkt stil voor zich uit.

Evert zucht. Het lijkt wel of hij met twee zombies in de auto zit. Gelukkig duurt het niet meer voor het trio bij het bureau aankomt. Van Zijverden staat al buiten te wachten. Hij zwaait enthousiast. Zijn gezicht betrekt op het moment dat Bram en Fenna uit de auto stappen. Hun gezichten staan emotieloos, maar toch kan je zien dat er heel wat in hun hoofden om gaat.

"Gaat het wel?" vraagt van Zijverden bezorgd. Hij loopt richting zijn werknemers, maar zij lopen in een streep naar binnen. Evert komt erachteraan gestrompelt. Hij haalt zijn schouders op naar van Zijverden. "Niet zulk goed nieuws, gok ik", mompelt de blonde rechercheur. Ook hij loopt naar binnen. Van Zijverden besluit om achter hem aan te gaan.

Binnen is het een grote chaos. Er staan drie ambulance-medewerkers om Bram heen. De jonge rechercheur staat er tierend tussen. "Raak me niet aan!" schreeuwt hij boos. Ondertussen slaat hij de handen van de artsen van zich af. "Ik ga niet mee!" Fenna probeert Bram te kalmeren. Evert loopt er snel naar toe. "Bram, doe rustig. Laat je even checken, dan gaan we daarna Liselotte halen." Bij het horen van Liselottes naam, krimpt Bram in elkaar. Het is voor de rest van het team pijnlijk om te zien. De jonge rechercheur is zichzelf helemaal kwijt. Hij is volledig van het pad, draait helemaal door. Gelukkig is van Zijverden zo slim geweest, om Lova nog eventjes te laten slapen. Bram had niet nóg een emotionele gebeurtenis kunnen verwerken.

"Kom Bram", zegt Fenna vriendelijk. Ze slaat haar arm over haar vriend en zorgt ervoor dat hij gaat zitten. "Goed zo", complimenteert Evert zijn collega's. Bram begint te trillen. Als een klein, getraumatiseerd kind valt hij huilend tegen Fenna aan.

Fenna weet zich geen houding te geven. Ongemakkelijk wrijft ze over Brams rug. "Ssst", sust ze hem. "Het komt goed." Bram begint jammerend te snikken. Toch zijn zijn uithalen al minder paniekerig.

Evert hurkt voor Bram neer. "De artsen gaan je onderzoeken. Daarna gaan we Liselotte halen." Bram blijft trillend voor zich uit staren. "Hoor je me?" probeert Evert nogmaals. "We gaan haar halen."

Bram laat het hele onderzoek over zich heen komen. De artsen onderzoeken alles; van zijn vingerkootjes tot zijn kleine teen. "Nu is het we genoeg, hoor", moppert Bram. Hij baant een weg door de artsen heen en gaat achter zijn bureau zitten. De artsen kijken er verbouwereerd naar. "Ik kom morgen wel even opnieuw langs", zegt de ene. Bram schudt wild zijn hoofd. "Ik ben gezond", zegt hij geïrriteerd. "Ik hoef niet nog een keer onderzocht te worden." Als de arts met hem in discussie wil gaan, mengt ook van Zijverden zich in het gesprek. "Met alle respect, maar ik denk dat dit niet werkt. U hoeft niet langs te komen morgen, maar wij zullen goed op Bram letten." Van Zijverden kijkt Bram waarschuwend aan. De jonge rechercheur haalt zijn schouders op en kijkt daarna nors naar buiten. De arts zucht. "Prima. Maar kom direct langs als er iets is." Met die woorden vertrekken de artsen. Bram haalt opgelucht adem. "Eindelijk", zucht hij. Fenna grinnikt. Het gedrag van haar collega doet haar aan zichzelf denken.

"Goed", begint Evert. Bram valt hem nog voordat hij iets kan zeggen in de rede. "We moeten Liselotte halen. Nu!" Weer grinnikt Fenna. Evert kijkt er geërgerd aan. "Please, Fen", mompelt hij. Van Zijverden gaat staan. "Bram, vertel jij eerst eens wat er is gebeurt", zegt hij vriendelijk.

Bram zucht. Hij vindt het moeilijk, of eigenlijk gewoon zwaar kut, om te gaan vertellen wat er is gebeurt. "Het is van Gaal", zegt hij uiteindelijk. "Hij heeft Liselotte." Van Zijverdens gezicht vertrekt. Hij maakt geen geluid, maar zijn lippen vormen een vloek. Hij weet als geen ander dat van Gaal een gevaarlijke man is. Sterker nog, hij weet dat beter dan menig ander rechercheur. Van Zijverden twijfelt of hij dat nu moet opbiechten, maar hij doet het niet als hij merkt dat Bram ineens weer begint te praten. "Misschien is ze dood", huilt de jonge rechercheur. "Ik heb een foto opgestuurd gekregen. Het is mijn schuld." Van Zijverden verbleekt bij het zien van de foto. Liselotte ligt levenloos op de grond, vastgeketend aan de muur. Haar kleding zit onder het bloed. Het onderwerp van de mail waarin de foto is verstuurd, is 'het einde'. Ook bij Evert loopt er een rilling over zijn rug. "Ze moet daar weg", is het enige wat hij kan uitbrengen. Van Zijverden zucht. Hij weet niet wat hij moet zeggen. Dit is niet Brams schuld, dit is zíjn schuld. Van Zijverden slikt. Hoe moet hij dit ooit aan zijn team gaan vertellen?

-------------------------------
Jajajajaja nu al de eerste plottwist!

Moordvrouw: Zingen In De RegenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu