Hoofdstuk 30

94 6 1
                                    

"Jack?" Jackies hoofd leunt op Pieters sterke schouder, maar als ze haar naam hoort veert ze overeind. Ze humt wat als teken dat haar vriendje kan beginnen met praten. "Ik vind dat het wel erg lang duurt daar beneden", begint Pieter. Hij en Jackie staan nu al anderhalf uur te wachten buiten. Het is koud en de jonge man heeft er genoeg van. Daarnaast maakt hij zich ook zorgen over zijn vader. Hij blijft veel te lang weg.
Jackie haalt haar schouders ietwat onverschillig op. "Je moet je niet zoveel zorgen maken, schat", glimlacht ze. Ze slaat met haar hand zachtjes op Pieters knie. "Je vader weet wat hij doet. Hij heeft hier ervaring mee. Hij is een politieman in hart en nieren."

Pieter blijft even tevreden met het antwoord, maar na een halfuur houdt hij het niet meer. "Ik ga naar binnen", zegt hij resoluut, terwijl hij opstaat. Jackies gezicht veranderd direct van lief naar bezorgd. "Nee, Piet", mompelt ze, "dat kun je niet doen". Pieter zucht. "Tuurlijk wel, ik heb op boksen gezeten. Ik kan het aan."  De jonge vrouw glimlacht. "Tegen een wapen kan je niet opboksen. Je weet wat Dries heeft gezegd, het is nou eenmaal te gevaarlijk. Wij moeten hier blijven. Neem daar genoegen mee." Pieter zucht weer. "Je begrijpt het niet, Jackie. Het is mijn vader die daar zit, snap dat dan!" Hij gaat weer zitten en slaat boos zijn armen over elkaar. Hij weet dat hij niet anders kan dan wachten, zijn vriendin heeft gelijk. Maar toch, het voelt zo machteloos. Zo, zo, zo machteloos. En daar kan de jonge Pieter niet tegen.

Er klinkt een harde knal. Pieter veert geschrokken op en staart naar de ingang van de ondergrondse gang. Zijn vader. Misschien is hij wel neergeschoten. Misschien is hij wel dood. Hij. Moet. Nu. Naar. Binnen. "Je gaat niet", fluistert Jackie. "Het gaat niet." Ze trekt Pieter aan zijn capuchon wat naar achteren. De tranen staan in de ogen van haar stoere vriend. Een held is hij, een held op sokken. En dat is maar goed ook, anders was hij naar binnen gestormt.

"Schat?" Jackie wrijft met haar hand over Pieters wang. Een zoute traan landt op haar hand, maar het maakt haar niets uit. Ze drukt een kus op zijn wang. "Ik ken mijn vader. Laat mij anders naar binnengaan." De jonge vrouw kan er niet meer tegen. Ze wil niet dat haar vriend nog langer verdriet heeft. Pieter grinnikt spottend. "Tuurlijk niet. Echt een idioot plan, Jackie. Volslagen idioot. Je bent compleet weerloos tegenover hem. Je weegt amper vijftig kilo." Jackie schudt wild haar hoofd. "Mijn vader doet mij niks, dat weet je zelf ook. Daarnaast kan ik ook best vechten, al denk ik niet dat dat nodig is." Pieter wil er -ondanks Jackies goede bedoelingen- niets van weten. "Ik laat je niet gaan, echt geen haar op m'n hoofd die jou laat gaan." Jackie staat op. Ze strekt haar hand uit naar Pieter. "Dan gaan we samen", mompelt ze. "Jij niet alleen, ik niet alleen."

Pieter had ingestemd. Hij kon niet anders. Jackie wilde hoe dan ook mee. Hij vindt het wel aandoenlijk, dat ze hem niet alleen laat gaan. Hij houdt zo enorm van haar. Zijn vriendin is het allerliefste, -leukste, -mooiste meisje dat hij kent. Hij heeft zo onwijs veel geluk met haar.

Met grote passen beent Pieter naar de ingang. Hij kijkt vertwijfeld achterom, maar ziet tot zijn opluchting dat Jackie achter hem aan komt. "Blijf achter me", fluistert Pieter, nog net voordat hij naar binnen gaat. De jonge reageert niet. Hij kan de pot op met z'n 'blijf achter me'.

Het tweetal loopt naar binnen. Beide kennen de gangen op hun duimpje, dus ze lopen zelfverzekerd de route naar de woonkamer, of -zoals van Gaal het noemt- the mencave. Verboden terrein voor Jackie, maar een plek waar Pieter maar al te vaak is geweest.

Boos was ze geweest, de elfjarige Jackie, toen ze niet eens in de woonkamer van haar nieuwe huis mocht komen. Razend was ze geweest, de dertienjarige Jackie, toen Pieter wel in de woonkamer mocht komen. Woedend was ze geweest, de achttien jarige Jackie, toen ze niet haar verjaardag in de woonkamer mocht vieren. Mencave. Pff! Welke klootzak heeft dat ooit verzonnen? Haar vader. Haar godvergeten eigen vader.

"Zozo", lacht Jackie als een boer met kiespijn, "het ziet er wel gezellig uit hier". Overal in de Mencave staan lege flesjes bier. Er liggen her en der peuken op de vloer en de bank is helemaal versleten. De lamp knippert, ontzettend irritant, elke vijf seconden uit en weer aan. "Gadverdamme", sist Pieter. Jackie denkt dat haar vriend de plas bloed op de grond bedoeld, maar nee, het gaat om een muis die snel wegvlucht. Angsthaas.

Er klinkt weer een knal. Of een schot. Wie zal het zeggen. Pieter schiet een gang in. "Het komt hier vandaan", roept hij. "Doe nou voorzichtig", waarschuwt Jackie. Ze wil niet dat haar vriend straks wordt neergeschoten, omdat háár vader van hem schrikt. "Hm", humt de jonge man. Hij heeft geen oog meer voor gevaar. Hij moet en zal zijn vader redden.

Moordvrouw: Zingen In De RegenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu