Hoofdstuk 14

178 12 1
                                    

"En toen heb ik dat woensdagochtend aan Liselotte vertelt. Ze leek het wel te begrijpen, ondanks dat ze het niet echt leuk vond dat ik wegging." Van Zijverden knikt begrijpend. Fenna staat daarentegen kwaad op. "Het is je vriendin, gast!" zegt ze hard. Bram kijkt haar verbaast en geschrokken aan. Hij had de uitbarsting van zijn collega niet verwacht. Nog voor hij kan reageren, gooit Fenna er nog een schepje bovenop. "Je had haar nooit alleen mogen laten; kijk wat er is gebeurt!"

Bij de jonge rechercheur springen de tranen in zijn ogen. Hij weet het. Het is zijn schuld. Hij loopt over van het schuldgevoel. Waarom begrijpt Fenna dat nou niet?

Als Fenna ziet dat haar opmerking niet zo goed is gevallen, loopt ze naar Bram toe. Ze slaat een arm om hem heen. "Sorry", mompelt ze. "Ik had dat niet mogen zeggen." Bram glimlacht als een boer met kiespijn. "Je hebt wel gelijk", zegt hij zacht. In zijn stem is een snikje te horen. "Tuurlijk niet, kerel", bemoeit ook Evert zich ermee. "Je had nooit kunnen weten dat dit zou kunnen gebeuren. Ga nou maar verder met je verhaal, dan kunnen we Liselotte snel ophalen."

Bram haalt diep adem. Met horten en stoten komt het verhaal eruit. Zijn teamleden luisteren aandachtig. Na een kwartier heeft Bram alles vertelt. Hij is blij dat hij klaar is. Dan kunnen ze tenminste Liselotte gaan zoeken. Eindelijk.

"En nu?" vraagt de jonge rechercheur verwachtingsvol. "Ik moet even nadenken", antwoordt van Zijverden. Het is niet het antwoord dat Bram had willen krijgen. Hij houdt zijn mond nog geen twee minuten en vraagt dan weer: "En nu?" Van Zijverden glimlacht. "Ik denk nog steeds na." Bram zucht geïrriteerd. Fenna kijkt waarschuwend zijn kant op. "Bram", zegt ze snel, "Laten we even naar Lova gaan". Bram springt op. Het is heel erg, maar eigenlijk had hij daar nog niet aan gedacht. Zijn hoofd zat net bij Liselotte. Toch voelt hij nu gelijk de drang om zijn meisje vast te houden. Hij wil haar vertellen dat het wel goed komt. Dat hij haar mama wel gaat vinden.

Evert komt met een slaperige Lova de kamer in lopen. Het meisje zet voorzichtige stapjes. Ze verliest haar evenwicht bijna, wankelt even, maar loopt toch dapper door. "Papa!" roept ze enthousiast, als ze haar vader ziet. Bram grijnst. Dít gevoel. Hij is háár vader. Van dat kleine, lieve opdondertje. Bram gaat voor Lova op zijn hurken zitten. "Hé, popke", fluistert hij. Hij geeft haar een lieflozend tikje op haar neus. Lova begint te schaterlachen. "Papa!" roept ze weer blij. Bram aait haar over haar bol en tilt zijn dochtertje vervolgens op. "Ik heb je zo gemist", fluistert hij in haar kleine oortjes. "Kus!" roept Lova. Lachend drukt Bram zijn lippen op haar wang. "Gekkie", mompelt hij lieflozend. Lova graait met haar korte armpjes door Brams haar. "Papa, mama, kus", kraamt ze uit. Het zijn de enige woorden die het meisje al kan zeggen. Papa. Mama. Kus.

Liselotte was zo blij geweest toen Lova van de een op de andere dag opeens 'mama' zei. Bram was niet teleurgesteld dat 'mama' Lova's eerste woordje was. Sterker nog; hij vond het geweldig. Nog geen week later zei Lova ook 'papa'. Blij als een kind had Bram door het huis gestuiterd. Liselotte had hem hoofdschuddend aangekeken. Maar zij had makkelijk praten; Lova had al eerder 'mama' gezegd.

Mama. Zal Lova ooit nog mama tegen Liselotte kunnen zeggen? Zal ze ooit nog 'mama kus' naar haar roepen?

Bram wordt uit zijn gedachten gehaald door de kleine Lova. Ze begint wild te trappelen, wat betekent dat ze op de grond gezet wil worden. Bram zet zijn dochter neer. Evert kijkt het tweetal glimlachend aan. "Ik heb haar nog een woordje geleerd", lacht hij. Bram kijkt verrast op. "Echt? Wat goed!" Hij vindt het helemaal leuk. Lova kan nu dus vier woordjes zeggen! "Vertel!" roept Bram ongeduldig. Evert grijnst. Hij hurkt voor Lova neer. "Fri", zegt de blonde rechercheur. Hij hoopt dat het dochtertje van zijn collega hem aanvult, zoals ze de afgelopen dagen ook deed. "Fikadel", giert Lova.

Bram kijkt lachend op. "Evert? Serieus? Frikadel?" Evert lacht. "Tja, we aten patat. Met frikadel." Bram slaat Evert vriendschappelijk op zijn schouders. "Thanks, man. Thanks."

Een luide kuch klinkt door de ruimte. Van Zijverden vraagt om aandacht. "Je telefoon gaat, Bram!" Bram sprint direct naar zijn mobiel toe. Zenuwachtig neemt hij op:

"Hallo?"

"Hoe staat het ermee?"

Bram kijkt zijn teamleden angstig aan. Hij weet niet wat hij moet zeggen. Hij stottert wat, maar iets zinnigs komt er niet uit zijn strot.

"Nou? Waar krijg ik het geld?"

Van Gaal hangt aan de telefoon. Hij praat dit keer zelf en heeft dus geen mannetje de opdracht gegeven om te bellen. Fenna schrijft op een blaadje wat Bram moet zeggen. Snel geeft Bram antwoord aan van Gaal.

"Hoe is het met Liselotte?"

"Zoals ik had beloofd; elke dag iets minder goed."

"Leeft ze nog?"

"Ze ademt nog."

Opgelucht haalt Bram adem. Liselotte heeft het volgehouden. Nu nog enkele dagen bikkelen en ze is terug.

"Morgen om drie uur in de tunnel. Dan heb je de kans om het geld te overhandigen. Heb je het nog niet, kom je ook niet. Dan zien we je wellicht overmorgen."

Bram kijkt Fenna en Evert hopeloos aan. Zijn lippen vormen zonder geluid te maken de woorden 'wat moet ik zeggen'. De jonge rechercheur is doodsbang om een verkeerd antwoord te geven.

Voordat Evert en Fenna hun collega kunnen helpen, grist van Zijverden de telefoon uit Brams handen. "Wat doe je?" sist Evert geschrokken. Maar van Zijverden negeert hem en brengt de telefoon naar zijn oor.

"Luister, Dennis. Laat mijn werknemer met rust. Wat zich in het verleden heeft afgespeeld, kunnen we samen oplossen."

Verbijsterd slaat Bram zijn handen voor zijn mond. Wat zegt van Zijverden daar nou?

Moordvrouw: Zingen In De RegenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu