4) de vijand

130 18 4
                                    

Ingmar was zwaar over zijn toeren gegaan na de zoveelste brief waarin andere heren en handelaren hem smeekten om met zachtere hand te regeren.

Een brief schrijven was het zwakste betoog dat iedereen had. Maar tegen een reus van een man die het zwaard Vill in zijn handen had was niets te beginnen.

De man knuffelde zichzelf zowat in slaap met dat zwaard, vaker dan dat hij zijn eigen kinderen zag.

Met een groep ruiters en zijn rentmeester reed hij naar de terp. Een kleine nederzetting die leefde van vis, zout en hout en ook wat schapenhandel.

De mensen van de terp verstopten zich diep in hun huizen wanneer het woord verspreid raakte dat Ingmar onderweg was. Hij was nog niet eens in zicht, maar er was in een mum van tijd niemand op straat.

De mensen sprokkelden hun schamele goud stukken of ijzer juwelen bij elkaar voor moesten ze weer tax betalen of iemands vrijheid kopen.

Het machtsvertoon was verre van in overeenstemming met de grootte van het dorp.

"Volk!" brulde hij "luister naar jullie heer!"
Mensen wisten wat dat betekenden. Ze moesten buiten komen. De kinderen lieten ze binnen, want als die begonnen te huilen onder zijn gebrul, werden mensen gestraft.

"Ik heb weer een brief ontvangen van dat onzin aan de andere kant van de stroom. Wie is er spion!? Wie durft te praten met dat uitschot!"

En dat was nu oprecht niemand. Niemand durfde te bewegen. Of te ademen.

"Iemand van jullie heeft dit dorp verlaten!"
Maar dat was niemand van hun.

"Soldaten! He! Jullie! Doorzoek al hun huizen! Als de bliksem! Vooruit!"

Twijfelend gingen de soldaten naar de huizen toe. Er was weinig leuks aan elke week opnieuw alles te vernielen op je pad terwijl te wéét dat er niets is.

Aan de Assembly Hall kwam nu ook beweging. Het was Eirikr. Hij hield oog op de Assembly Hall. Hij was een Fries van wat meer in het noorden van het Friese rijk.

Hij had altijd lichte hemden aan en was boomlang met donker haar en een baard, maar hij deed weinig fysiek werk en zou nooit een tegenpartij voor Ingmar zijn. 

"Ingmar laat deze mensen met rust!"
Ingmar sloeg zijn hand in zijn zij.
"En waarom zou ik dat doen?"
"Je hebt net nog op Donars dag deze mensen doorzocht. We zijn nu Sols dag. Dat is toch wat te veel denk je ook niet?"

"Soldaten! Over de kling met die beter weter! Vooruit!"
Maar de meeste van deze mannen kwamen naar de Assembly om tot de goden te bidden. En dan kan je de man die je bijstaat in dat proces niet zomaar aanhouden.

Niemand durfde.

Ingmar stapte met een grote zwaai van zijn paard. Het paard was even vet als zijn bereider. Goed eten, maar geen enkele inspanning doen.

Toen Ingmar Vill trok sloegen sommige mensen een kreet van angst uit. Ook Eirikr voelde voor het eerst de angst van het zwaard.

"Laatste waarschuwing. Wie is er spion in dit dorp?"
"Heb je er ook al aan gedacht van eens in je eigen mannen te kijken? Daar zit volk dat een veel groter gevaar is dan ik of wie dan ook van deze mensen."

Eirikr had daarmee precies de gevoelige snaar geraakt. Ingmar kreeg koud angstzweet onder al zijn pelsen mantels.

"Mannen. Ingerukt!"
En daarmee slenterde het hoopje miserabel terug achter zijn heer aan.

Eirikr moest toch even terug tot adem komen. Vill bleef er angstaanjagend uitzien. 

WalküreWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu