24) de vloek

39 4 0
                                    

Wanneer een dienster -niet Elin- binnenkwam was Ingmar gehumeurd. Slecht gehumeurd.

"Meid!!!!" brulde hij. De andere dienster trok haar ogen toe om zich tegen het geluid te wapenen.
"Elin heeft een vrije dag heer."

"Vrije dag?"
"Zoals elke eerste Wodan's dag van de maand?"
Ingmar bromde.

"Dat ze hier maar snel terug staat dan."
"Morgen ochtend heer."

Ze opende het raam.
"Dicht laten!" brulde hij.
Verschrikt liet de dienster de ramen los.

"Meer vuur."
"Meer?"
"Zeur nu niet! Meer vuur!"

De meid deed zoals gevraagd, maar Ingmar had zijn punt gemaakt. Elin was niet te vervangen.

"Hoe was uw nachtrust heer?"
"Slecht" zei hij.
"Nee" ging hij verder "slecht is zelfs niet het goede woord. Het was verschrikkelijk!"

"Heeft u uw medicijnen nog?"
"Die werken niet!"
"Waarom gaat u dan niet terug naar Eirikr?"

"Ik heb iets straffer nodig."
Daarop stond hij op.

De dienster keek met wantrouwige ogen naar het zwaard dat nog onder zijn kussen lag.

Hij vloog op zijn bed en greep ernaar.
"Zo zit dat!" brulde hij.
"Niemand steelt mijn zwaard."
Hij hijgde van vermoeidheid.
"Mijn goden zwaard."
"Dat niemand van me af neemt."

De dienster stond bang met haar vingers te draaien. Ze durfde niet te bewegen.
Nu hoopte ze ook dat Elin zonder problemen hier morgen ochtend terug stond. Ze was bang van hem.

"NIEMAND KOMT AAN MIJN ZWAARD!"
Ze deinsde een stap achteruit. Ingmar wilde in zijn tirade Vill boven zijn hoofd houden, als symbool van zijn macht.

Maar het zag er eerder nogal zielig uit. Hij kreeg de punt van de schede, waar het zwaard in zat, amper van het matras getild. Hoger kon hij het niet heffen.

Zelf zag hij er verschrikkelijk uit. Hij was bleek, had grote wallen en zweette. Hij zat op zijn knieën op zijn bed en liet het zwaard vallen. Hij bracht zijn armen naar beneden en moest op adem komen.

"Zal ik iemand roepen heer?"
"NEE!" brulde hij "ik kan alles zelf!"
Hij probeerde uit bed te klauteren.

De dienster snelde toe om hem te helpen, maar met een grote zwaai van zijn arm sloeg hij haar van zich af.
Ze schreeuw-huilde op de klap. Wanneer Ingmar dichterbij kwam kroop ze van schrik achteruit, zoekend met haar handen tot ze terug bij de deur was.

Op haar huilen kwam Aderik binnen gestormd. Hij leek net voorbij te lopen, om zijn brieven te brengen.

"Stop!" riep hij.
Hij ging tussen de dienstmeid en Ingmar in staan.

"Niet doen" probeerde hij Ingmar te overtuigen.
Ingmar bromde op zijn verzoek.

"Wie vrouwen slaat is geen goed man" beet hij hem toe.
Ingmar liep terug richting zijn bed. Om Vill op te pakken.

Aderik hielp de meid overeind.
"Vertrek" zei hij "snel."

De meid liep daarop weg, terwijl ze haar tranen droogde.

"Ik moet terug naar Eirikr. Die tovenaar moet iets anders voor mij regelen. Iets beters om te slapen."

Aderik observeerde Ingmar goed.
Uit zijn acties de laatste paar dagen leek het heel erg alsof Ingmar het niet allemaal meer op een rijtje had.

Hij maakte overhaaste keuzes, ging van boosheid naar complete vermoeidheid in één tel en was ook heel zwak, moe en afwezig.

'Waar gaat dit eindigen?" vroeg Aderik zich af.
'Zijn dit de goden? Of is er iets anders in het spel?'

WalküreWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu