25) de wederopstanding van Vill

42 3 0
                                    

Eirikr lag in zijn bed te slapen toen hij een visioen kreeg.

Het beeld was glashelder. Niet zoals een droom. Hij hoorde heel duidelijke Aife praten en hij kon haar zien. Ze had haar mantel weer om en haar kap op. Hij kon haar gezicht niet zien, maar haar stem helder als water was duidelijk te horen.

Hij sliep een kalme slaap terwijl hij het visioen beleefde. Toen ze haar bevelen en opdracht gegeven had, werd hij wakker.

Hij kon het visioen helder laten naspelen in zijn hoofd. Hij wist exact wat hij moest doen.

Hij kleedde zich aan en hielp zijn oude moeder naar het vuur, zodat ze konden eten.

Maar natuurlijk alsof de goden met hem speelden, verstoorde Ingmar hun ochtend.

Hij kwam binnen vallen. Letterlijk vallen, want Aderik had de deur geopend en Ingmar strompelde bijna binnen.

Zowel Eirikr als zijn moeder schrokken van zijn verschijning. Mager, uitgeput, grauw van gelaat en met ongekend woede in zijn ogen.

Hij sleept Vill achter zich aan, als een veulen dat voor het eerst een ploeg moet trekken. Het ding leek onnoemelijk zwaar geworden te zijn.

Hij droeg de schede niet meer aan zijn riem om met het zwaard in de hand te paraderen. Hij had zijn handen om de schede geklemd en zijn vingers zagen wit van het bloed dat weggetrokken was. Het leek of hij zelfs immense moeite moest doen om zelfs maar vast te houden.

Aderik hielp hem niet. Hij wil het zwaard dragen, dan moet hij het gewicht en de vloek ook maar torsen.

Wanneer Ingmar zich liet vallen aan het vuur, tegenover Eirikr en Ragnhild bleef Aderik staan waar hij stond.

Aderik was niet slecht van hart. Hij was een jongen uit de grootste terp, opgevoed onder de wijze lessen van Ragnhild, een smidszoon die zich kon opwerken bij de vorige heer en daar respect had.

Ingmar gebruikte hem. Aderik was niet meer dan "nuttig". Niet meer een vriend. Geen makker in de strijd en geen goed vakman meer. Gewoon. Nuttig.

"Je moet me helpen" begon Ingmar.
"Ik heb je al geholpen, en je hebt mijn medicijnen en advies niet juist gebruikt. Ik heb ook niets anders dat zou kunnen helpen met je slaap."

Ingmar bromde. Hoewel niet uit boosheid, maar door zijn intense manier van ademen.

"Je moet me helpen" zei hij nog eens.
"Er is maar een manier om je te helpen" zei Eirikr, "en dat is Vill afleggen."

"Nooit!"
Aderik liet zijn hoofd hangen.

Ragnhild sprak nu pas tegen Ingmar.
"Ingmar" zei ze met haar hese doch nog steeds warme stem, "Vill verwoest je leven. Je hoeft het zwaard niet af te leggen. Maar stop met het te dragen. Red je lichaam en je ziel. Dan zullen de goden je misschien nog sparen. Het is nog niet te laat."

Ingmar trok traag het zwaard, in trance van vermoeidheid en misschien zelfs koorts.
Hij keek naar het zwaard.

Iedereen keek naar het zwaard.
Het was niet het schitterende zwaard Vill dat uit de schede kwam, het was een verroest lemmet dat aan de zijkanten al aangevreten was. Het was de eerste keer sinds zekere tijd dat hij het zwaard trok.

"Zie" ging Ragnhild verder, "jouw ziel is verloren. Bid tot de goden opdat ze ons sparen voor het onheil!"

Ingmars ogen werden groot en angstig.

"Nee nee nee" stotterde hij, "dat kan niet!"
Hij krabbelde zo goed hij kan overeind.

"Dit kan niet!"
"Ingmar. Kijk naar je zwaard" zei Eirikr, "we zien het allemaal. Leg het zwaard af."

"Er zijn geen goden!" brulde Ingmar.

Hij veranderde van een ellendig wrak naar een woeste beer. Hij greep naar Vill en voor iemand het door had, doorboorde het zwaard het lichaam van Ragnhild.

Met een geschokte blik en zelfs niet de kans om haar handen om haar buik te slaan, zakte haar lichaam al wat onderuit.

Het zwaard leek energie te halen uit de bloedende wonde en absorbeerde de vloeiende gele energiestroom die rond Ragnhild vloeide.

Ingmar, die het zwaard nog vasthield kon niet bewegen. Aderik was een stap dichterbij gekomen, maar bevroor toen hij de energie stroom zag. De enige die wel bewoog was Eirikr. Hij liet het zwakke lichaam van zijn moeder tegen zich aan leunen en had zijn armen om haar heen. Hij schreeuwde van verdriet.

Aan Ingmars toestand veranderde echter niets. Hij was nog steeds mager en ingevallen. Het zwaard echter was monstrueuzer dan ooit.

Toen Ingmar een beetje terug bij zinnen kwam trok hij het zwaard terug. Een schokgolf leek uit die beweging voort te komen en joeg ver om zich heen.

WalküreWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu