19) dromen

50 5 0
                                    

Ingmar kreeg zoals elke ochtend bezoek van Elin die een plateau eten bracht.

Ze opende de deur, zette de plateau neer op het tafeltje en opende dan de gordijnen.

Maar anders dan alle andere keren was Ingmar al wakker. Zwaard of geen zwaard, hij was altijd een flinke slaper geweest. Diep en lang.

Hij was bezweet en hij rilde. En hij zag doodsbleek.

"Goeiemorgen heer."
Hij antwoordde niet.

"Uw eten staat klaar."
"Geen honger."
"Goed heer."
"Meer hout."

En ze liep wederom naar de open haard en pookte het vuur op.

"Ik heb gedroomd" zei hij, "en niet goed."
"Het was maar een droom."
"Deze was niet máár een droom" zei hij gemeen, "het was meer dan dat."
"Wat zag u dan?"
"Ik weet het niet meer."

Elin lied haar schouders hangen en rolde met haar ogen. Ingmar stond niet onmiddellijk op. Wat hij ook gedroomd had, hij was er wel echt van onder de indruk. Over zijn kinderen zei of vroeg hij niets.

"En maak die kat die hier rondloopt af!" brulde hij plots. Elin stond op van de haard en draaide naar hem toe.
"Er zijn geen katten in dit kasteel" zei ze, "niemand hier heeft een kat. Zelfs niet in de stal."

Ingmar bromde.

Hij hield zich opvallend kalm in de vier daaropvolgende dagen. Vier ochtenden na elkaar droomde hij en sliep hij slecht en onderbroken.

En hij gedroeg zich elke ochtend hetzelfde. Geen honger, koud ondanks het zweet op zijn gezicht druppelde, en kalm. Relatief kalm voor zijn doen. En ook haalde hij elke keer Vill niet onmiddellijk van onder zijn kussen vandaan.

Alsof hij er wat schrik van had. Alsof hij niet meteen zeker was of hij het wel kon vastnemen.

En zodra hij toch uit bed kwam had hij het zwaard weer in handen. Maar op de vijfde dag van zijn nachtmerries, op Freya's dag, liet hij het zwaard niet enkel hangen naast zich, het zag eruit alsof zijn schouder een beetje lager hing. Alsof het zwaard zwaarder was geworden. Een last om te dragen.

Hij hield het daarom op die vijfde dag opvallend veel in de schede.

En alsof het geen verrassing was riep hij zijn mannen bijeen.

"Ik moet naar Eirikr" zei hij. Hij brulde niet. Voor de verandering.

Aderik verzorgde paarden en stond op Ingmar te wachten. Hij schrok er een beetje van hoe bleek Ingmar was in het daglicht. Erger dan in het grauwere kaars- en vuur licht binnen.

Ze reden naar de grote terp.

Op naar de Assembly.

WalküreWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu