Hoofdstuk 22: Een onverwachte vrijheid

20 2 1
                                    

Er gaat weer heel wat tijd voorbij, terwijl ik verveeld in mijn stoel zit en rondjes draai met mijn polsen om de bloedstroming goed te houden. Soms sla ik mijn ogen ten hemel, alsof dat helpt mijn frustratie te stillen. Anders doe ik een staarwedstrijd tegen de muur, hij is beter dan je denkt, hij wint elke keer. De wijzers tikken traag voorbij naar negen uur, maar er komt niemand die me ophaalt. Het is stil.

Wat heeft het voor zin om iemand te kidnappen als zij alleen in haar stoel moet zitten en niks doen? Ik laat mijn hoofd weer naar achter vallen en kijk naar het plafond, het heeft een golfplaten dak en er hangen langwerpige LED-lampen aan. 

Ik hoor geluid: gruis dat door voeten wordt geplet. Ik ben gelijk op mijn hoede, maar doe dezelfde dingen die ik hiervoor ook deed, niemand hoeft iets door te hebben. Is het die vrouw aan de telefoon? Ze mag wel wat minder lawaai maken, zelfs ik hoor haar. Maar als ik langer luister, merk ik dat de voetstappen daar te zwaar voor zijn. Het moet een man zijn. 

De angst laat me haperen en mijn hart slaat willekeurige slagen over. Mijn geheim-agent façade laat me totaal in de steek. Ik bedenk wel twintig scenario's waarin ik pijnlijk langzaam wordt vermoord en mijn bloed stolt in mijn aderen. Ik ruk zenuwachtig aan de touwen die me aan de stoel vasthouden, maar natuurlijk gebeurd er niets. Ik staar naar de deur, bang voor wat er komen gaat. Het GD-bewijs kan ik ook wel weggooien, want deze agent heeft totaal geen zelfcontrole als het om moeilijke situaties gaat. 

Ik hoor hoe met een ijzerschaar het slot wordt afgeknipt. En dan gaat de deur open. Ik hou mijn adem in. Het bordje met de nooduitgang knippert even en steekt fel af tegen de donkere hemel. Er staat een lange schaduw in de deuropening, ik doe alsof ik slaap en kijk tussen mijn wimpers door. De schaduw kijkt eerst behoedzaam om zich heen voor hij op me af sluipt. Hij wil me vermoorden, denk ik, ik ga eraan. Ik kan zijn gezicht, dat  verscholen is in zijn grijze capuchon, niet zien en als hij dichtbij genoeg is open ik mijn ogen. Hij haalt een mes onder zijn trui vandaan en ik begin te schreeuwen. Misschien horen ze me buiten. Oké, dat mes is heel erg dichtbij nu... 

'HELP!' Hij gromt en houdt zijn hand voor mijn mond. Voor ik hem bijt ruik ik zijn Calvin Klein luchtje en zet ik grote ogen op. Rafaël doet geïrriteerd kreunend zijn capuchon af en houd zijn vinger pijnlijk in zijn mond.

'Céline, hou in godsnaam je mond!' Tranen van opluchting stromen over mijn wangen, ik wist niet eens dat ik zo bang was geweest nooit gered te worden. Hij haalt het mes behendig over de touwen en ze laten een voor een los en vallen op de grond. Als hij mijn voeten ook heeft bevrijd sta ik op, sla mijn armen om hem heen en druk me tegen Rafaël aan. Er gaat een bizarre grijns over mijn gezicht die ik alleen kan toeschrijven aan mijn opluchting.

'Je had best wel eerder je capuchon af mogen doen, hoor.'

'Er staat een bewakingscamera achter je, ik wilde er niet met mijn gezicht op, maar ik had er niet bij stilgestaan dat je zou gaan gillen als een speenvarken.' Ik lach en ben niet in staat een sarcastisch antwoord terug te geven. 'Laten we gaan, voor die kidnappers van je op je geschreeuw afkomen.' Ik knik en we rennen naar buiten. Ik werp nog een laatste blik naar achteren voor het donker ons opslokt. Ik word half verdoofd meegetrokken naar een motor. 

'Hoe kom je daaraan? Je mag toch nog helemaal niet rijden?' Ik frons.

'Meneer Burton.', legt hij simpel uit. Ik laat de vraag hoe hij me überhaupt gevonden heeft in mijn keel hangen, want ik hoor geschreeuw naast de gigantische loods. Ik klim snel achter hem op het voertuig en kijk over mijn rug. Hij haalt de standaard ervan af en de motor gromt even. Ik heb geen idee waar we zijn en ook niet waar de loods bij het station is, waar de vrouw het over had. Rafaël vloekt en opeens heb ik het idee dat ik nog lang niet gered ben. Hij stapt af en geeft een paar rake schoppen tegen de motor, maar die doet niets meer. Het is duidelijk dat hij is overleden. Foute boel. Ik spring van het zitje en staar naar onder de lantaarn naast het gebouw, waar mensen zijn verschenen. 

Anywhere For You (dutch)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu