Hoofdstuk 6

35 2 0
                                    

Lea.








Ik bind mijn zwaard aan mijn heup nadat ik mijn haar heb gevlochten. Vandaag heb ik alweer niets te doen, dus ik heb besloten aan mijn zwaard en vecht technieken te werken.

Ik loop naar de trainingsruimte waar al een aantal wachters aan het trainen zijn. Malik, Herchel, Adoel en Abraxos staan te kletsen in een hoek, maar vallen stil als ze mij zien. Ik schenk verder geen aandacht aan ze en loop naar een pop toe. Net wanneer ik mijn zwaard uit zijn schede wil halen wordt ik onderbroken.

'Dit is geen plek voor een prinses.'

Ik draai me om en Malik staat voor me.

'Sorry?'

Een aantal wachters om ons heen vallen stil. Malik grijnst en kijkt me uitdagend aan.

'Je hoorde wel wat ik zei.'

Ik snuif en zet een kleine stap dichterbij.

'En wie ben jij om dat te zeggen?'

'Wie weet je toekomstige man.'

Voordat ik mezelf kan kalmeren, laat ik me gaan. Mijn vuist komt ik contact met zijn neus. Automatisch beginnen zijn ogen te wateren en begint er bloed uit zijn neus te stromen.

'Jij b*tch!' sist hij uit woede.

Hij haalt zijn eigen zwaard uit zijn schede en automatisch doe ik het ook. Daar gaan we dan. Ik kan hem makkelijk aan en ik heb zo'n idee dat de wachters ook met dat idee zitten, aangezien geen van hen hem tegenhoudt.

Hij zet een kleine stap naar voren en slaat toe. Ik ontwijk zijn gehele zwaard door een stap naar achteren te zetten.

'Ha, ben je bang,' zegt hij terwijl zijn mond steeds meer onder het bloed begint te zitten.

Als een volwassen persoon besluit ik daar niet op te antwoorden en rol ik simpel mijn ogen. Nogmaals probeert hij zijn zwaard langs de mijne te slaan, maar het is weer een mislukte poging. Het is duidelijk dat hij langzamerhand steeds geïrriteerder raakt. Maar nu is het mijn beurt. Binnen een paar seconden zit de punt van zwaard tegen zijn keel gedrukt.

'Laat je zwaard vallen.'

Hij doet wat ik zeg. Met mijn voet schuif ik het zwaard naar me toe. Zo weet ik heb handig op te pakken terwijl mijn zwaard nog steeds bij zijn keel rust. Daar hou ik hem en ondertussen bekijk ik zijn zwaard.

'Niet verkeerd,' zeg ik goedkeurend.

Ik breng zijn zwaard naar zijn ene bovenarm en druk die er tegen aan.

'A-alsjeblieft,' smeekt hij.

'Is dat het enige wat er in je opkomt? Geen sorry?'

Daar antwoord hij niet op. Goed, dat zegt al genoeg. Dus langzaam snij ik met zijn eigen zwaard een snee in zijn arm. Diep genoeg om een litteken te veroorzaken.

'Ooit, kun je je kinderen vertellen over hoe je dit litteken hebt gekregen en dan zullen zelfs zij zich realiseren wat voor een akelige man je bent.'

Hij sist door zijn tanden heen en kijkt me woedend aan. Dat zal wel pijn doen. Ik gooi zijn zwaard zo'n 15 meter verderop, zet een stap naar achter en verwijder mijn zwaard van zijn keel. Die doe ik weer in zijn schede.

'Als je nog een keer zoiets doms en disrespectvol tegen me zegt wordt het veel, maar ook echt veel erger dan dit.'

Zonder aandacht te besteden aan de rest in de kamer loop ik de trainingsruimte weer uit. Redelijk trots op mezelf loop ik weer mijn kamer in. Gelijk kijk ik naar mezelf in de spiegel en dan zie ik een snee in mijn overhemd op de plek van mijn zij zitten. Huh? Ik trek hem omhoog en zie een niet al te diepe snee zitten. Wanneer is dat dan gebeurt?

Zo loop ik de badkamer in, ik verzorg de wond en neem de tijd om mezelf te wassen.

Zo'n 15 minuten later wordt er hard op mijn badkamer deur geklopt.

'Prinses? Prinses?!'

Ik bind het verband om de snee en doe snel een schoon overhemd aan. Ik open de deur en daar staat Hamon. Hij ziet er gestrest uit. Blijkbaar is de vraag al in mijn ogen te lezen, want hij knikt bevestigend. Ze zijn er... De demonen zijn er. Wie had er nu gelijk vader? Gauw grijp ik mijn zwaard weer van mijn bed af.

'Hoeveel?'

'Rond de 55 misschien nu wel een paar minder, maar uw vader heeft het flink onderschat. Het is ook nog eens alsof ze van al onze technieken af weten.'

'Wat?'

'Ja, dat was precies onze reactie.'

'Vliegen ze?'

'Vrijwel allemaal ja, degene die op de grond stonden waren makkelijk te doden. Maar ik heb geen bevel gekregen om u te laten vechten. We moeten naar de tunnels toe en zo het paleis uit gaan.'

'Maar-'

'Geen tijd voor ge-maar. Pak je cape en dan gaan we.'

Ik zucht, maar doe toch wat hij zegt. Met cape in handen lopen we de gang in. Hier is het net alsof er helemaal niets aan de hand is.

'Waar is Carmen?'

'Iemand die ik gestuurd heb brengt haar in veiligheid.'

Oké mooi zo. Zij zullen nu wel al de tunnels in zijn hopelijk. Of wij die zullen bereiken, is nou net de vraag. Inmiddels lopen we niet meer, nee we rennen. Hamon steekt zijn arm uit en stopt dan met rennen. Allebei komen we tot stilstand. Het is helemaal stil tot er een harde schreeuw te horen is. Maar het komt niet van voren. Ik draai me om en zie een demon de hoek omlopen. Met haar vleugels uitgeslagen loopt ze zelfverzekerd op ons af.

'Hamon?'

Hij heeft zich ook al omgedraaid en gaat in zijn vechthouding staan.

'Ren.'

'Nee, waarom zou ik-'

'Verdomme, Lea! Ren!'

Twijfelend kijk ik hem aan en toch begin ik de andere kant op te rennen. De snee op mijn zij begint op een irritante manier te prikken. Ik had die s*kkel nooit moeten slaan. Ik kijk naar de cape in mijn handen en laat hem dan maar gewoon op de grond vallen. Ik sla mijn vleugels uit en hoor de achterkant van mijn blouse scheuren. Zo zet ik me af van de grond en vlieg ik door de gangen. Van voren is er duidelijk ook een gevecht gaande. Daar zullen zeker meer dan één demonen zijn. Je kan de engelen bevelen uitschreeuwen en anderen hoor je schreeuwen van angst of pijn.

Dus ik zak weer de grond op en sla mijn vleugels gauw weer in. Ik kan alleen maar kamers in en ik weet 100% zeker dat er geen balkons in die kamers zitten. Dus of ik kan naar achteren waar die vrouwelijke demon is en misschien nu wel met meer. Of ik moet naar het gevecht dat zich verderop plaatsvindt. Stil staan is geen optie, dus ik ren terug en hoop maar dat Hamon het gevecht gewonnen heeft.

Take me to hellWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu