Hoofdstuk 39

30 3 1
                                    

Silas.

- een dag geleden -








Ze hadden me hard tegen de grond geslagen en toen was ik weg. Daarvoor heb ik toegekeken hoe ze Lea aanpakken. Nu ben ik wakker en ze is nergens te bevinden. Ze hebben haar verdomme meegenomen!

Ik kan het niet laten en sla hard tegen de muur aan. Sarai komt aan lopen. Ze komt bij me staan, maar kijkt naar alle lijken op de grond.

'Waar is-'

'Ze hebben haar meegenomen,' zeg ik zuchtend.

Ze is duidelijk in de war.

'En jouw niet?'

'Anders zou ik hier niet staan he.'

Ze fronst en schudt haar hoofd.

'Geloof me, het spijt me echt. Alleen wij hebben je nodig, om Hell in te komen. Ik weet dat het een dom moment is-'

'Nee, ik begrijp het. Laten we dan maar gaan voordat ze besluiten toch nog naar binnen te gaan.'

Wanneer zij veilig in Hell zijn, dan kom ik voor haar. Ik ga haar redden uit de wrede handen van haar vader en dan eindig ik dit alles voor eeuwig.


Lea.

- het heden -


Auw mijn hoofd. Ik kom overeind en heb daar gelijk spijt van. Waarom doet mijn hoofd zoveel pijn. Ik ga met mijn hand naar de plek waar het vandaan komt. Daar zit een bult. Fantastisch. Ik open mijn ogen maar eens en stop met bewegen. Dit is niet de grot. Nee, dit is een veel ergere plek. Het is duidelijk een cel. Voorzichtig sta ik op uit het bed van staal. Dan loop ik zachtjes naar de houten deur. Hard klop ik erop.

'Hallo!?'

Niets. Helemaal niemand. Ik blijf voor een lange tijd als een soort gek kloppen op de deur. Er gebeurt alleen helemaal niets. Ik zucht en draai me om.

Er is een raam waar drie stalen palen in zitten. Wel kan ik zo kijk waar ik me bevind. Ik loop ernaartoe, ga op mijn tenen staan en kijk zo naar buiten.

Meen je dat nou? Ik zit in een toren!

'Dit moet een grap zijn,' fluister ik tegen mezelf.

Precies dan wordt de deur krakend geopend. Ik draai me om en kijk recht in de kille ogen van mijn vader.

'Hallo, Leanne.'

Nee, nee! Dit moet een nachtmerrie zijn. Ik kijk naar mijn vinger en tel er gewoon tien. Chips. Dan pas merk ik de armband die ik om heb. Hoe komt die daar? Ik probeer hem af te doen, maar dat gaat niet.

'Die is voor je eigen veiligheid... En die van ons,' zegt mijn vader dan.

Vragend kijk ik hem aan.

'Zo kun je je krachten niet gebruiken,' zegt de man die naast hem staat.

Nee het is niet zomaar een man. Het is Malik! Ik dacht dat ik hem in de fik had gestoken!

'Wat doe jij hier,' sis ik hem toe.

'Je vader is me aan het laten zien hoe het is om koning te zijn. Zie, ik ben gekozen en wie-'

'Malik is je verloofde. Tenminste we moeten eerst maar eens kijken wat we met je gaan doen. Het is moeilijk je nog te vertrouwen na alles wat je gedaan hebt.'

Wat heb ik precies gedaan? Voor zover ik weet heb ik de engelen helemaal niets aan gedaan. Ik bedoel... Ik ben ontvoerd en alles. Ja, ik heb er nooit moeilijk over gedaan, maar dat zegt niets.

'Ga er maar gewoon vanuit dat je zult trouwen met Malik en op een dag zijn kinderen zult krijgen.'

Ik lach sarcastisch.

'Laat me raden. Voordat dat gebeurt moet ik eerst de komende oorlog winnen en ik moet mijn krachten gebruiken. Dat is voor zover ik weet de enige reden waarvoor ik hier ben.'

'Zo praat je niet tegen je vader, jongedame,' zegt mijn vader totaal niet geamuseerd.

Ik schud mijn hoofd.

'Maar hoe jij tegen mij praat, is dat veel beter? Zal ik je eens iets vertellen... Ik heb je niet gemist. Zelfs mijn moeder die ik met niet eens herinner mis ik meer!'

'Praat niet over je moeder,' sist hij me toe.

Mijn wenkbrauwen schieten omhoog en ik zet een stap naar voren. Ik wijs naar hem en kijk hem boos aan.

'Je hebt het recht niet om te zeggen waar ik wel en niet over mag praten. Want weet je. Je bent mijn baas niet. Niet meer sinds de dag dat ik ontvoerd ben.'

Nu is het zijn beurt om te lachen. Het duurt even voordat hij daar klaar mee is. Alsjeblieft zeg. Hij gaat alleen maar gebruik van me maken. Zo is hij. Hij maakt gebruik van anderen en zodra hij klaar met ze is vermoord hij ze. Dat is tenminste wat ik allemaal gehoord heb.

'Kleed je om en dan verwachten we je zo beneden.'

Voordat ik antwoord kan geven gaan ze alweer weg. Met een diepe zucht ga ik op het harde bed zitten. Me omkleden? Waarin? Dan pas zie ik de jurk hangen. Het is een redelijk simpele jurk en hij is rood. Dezelfde kleur als de jurk van het laatste feest dat ik hier had. Ik snap niet waarom, maar ik doe de jurk aan. Dan ga ik weer op het bed zitten en ga in de kleermakerszit zitten.

Mijn hoofd laat ik tegen de muur aanvallen. Ik kan heel even mijn ogen sluiten tot de deur weer wordt opengegooid. Er staat een ongeduldige man in de deuropening.

'Tijd om naar beneden te gaan, prinses.'

Met een diepe zucht sta ik op en loop ik voor hem uit de trap af. We komen aan in een soort keuken. In het midden van de kamer staat een ronde tafel. Daaraan zit een onbekende man en dan mijn vader en Malik.

'Ga zitten,' zegt mijn vader met een knik naar de lege stoel.

Langzaam loop ik naar de stoel en ga ik zitten. En nu?

'Je zult je wel afvragen wat hier de bedoeling van is en laat me dat maar vertellen,' zegt de onbekende man.

Mijn vader kijkt me aan en het lijkt wel alsof hij plezier heeft in wat er zo gezegd wordt.

'Dit is alleen voor vandaag, morgen zullen we weer onderweg gaan naar het paleis. Je komt in een cel terecht en die zal voor een lange tijd je verblijfplaats zijn.'

Hij neemt een dramatische pauze en zijn ogen glinsteren van plezier.

'Nu komt het leuke gedeelte. Jij zult ons alle informatie vertellen over wat je weet van de demonen. Als je daar moeilijk over gaat doen, ben ik bang dat we bepaalde acties moeten ondernemen. Acties die jij niet prettig zult vinden, dat is zeker.'

Wacht, wat?

'Zit je me nou te vertellen dat jullie me zullen martelen?'

'Dat is precies wat ik bedoel.'

In wat voor domme ellende ben ik nu weer in terecht gekomen...

Take me to hellWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu