Hoofdstuk 11

26 2 0
                                    

Lea.








Duizelig zet ik een stap vooruit. Ik kan net mijn omgeving innemen voordat ik voorover buig om mijn maag te legen. Na zo'n zes minuten te hebben overgegeven lukt het me om weer normaal te staan. Ik draai me om en alle vier kijken ze me fronsend aan. Wat nu weer.

'Wat?'

'Uhm niets,' zegt Agedin gauw.

Ze kijken snel weg alsof ze ergens op betrapt zijn. We zijn helemaal niet meer met zijn vijven. Om ons heen staan een aantal demonen die zwaar bewapend zijn. Meteen heb ik de neiging om mijn zwaard te pakken, maar die ligt nog steeds op de grond in het paleis.

Tussen de demonen door loopt een man regelrecht naar Elijah toe.

'Broertje! Je bent weer terug.'

Elijah en, blijkbaar de man die zijn broer is, omhelzen elkaar op een mannelijke manier.

'Waar is ze?'

De broer begint om zich heen te kijken. Zijn ogen glijden langs mij, waardoor het lijkt alsof hij mij niet bedoelt. Elijah lacht en knikt dan naar mij. Zijn broer kijkt me gelijk aan en verbazing is geheel over zijn gezicht te lezen. Hij ook al. Is er iets? Ik kijk naar mijn handen  om te zien of er daar iets aan te zien is. Nee, helemaal niets. Ik word er erg ongemakkelijk van dat hij zo naar me staart, dus kijk ik naar onze omgeving.

Wow... Hell is helemaal niet zo verkeerd. Tenminste, als alles er zo uit ziet. De lucht is geheel blauw en er is geen enkel wolkje te zien. De drie grote gebouwen die om ons heen staan zijn al oud en vervallen, maar je zou nog steeds niet denken dat we in Hell zijn. Het steen waarvan de gebouwen gemaakt zijn, zijn bruin of donker geel. Ondanks dat ze zo afgebrokkeld zijn zien ze er prachtig uit.

Uiteindelijk komen mijn ogen weer op Elijah terecht. Hij is druk aan het praten met zijn broer. Tot die broer zich naar mij toe draait en een stap naar mij toe zet.

'Welkom in Hell,' zegt hij op een enthousiaste toon.

Ik knik een keer en weet een glimlachje op mijn gezicht te plakken.

'Als je ons wil volgen, zullen we je naar je verblijf brengen.'

Hij draait zich om en loopt richting een breed pad. Tracy, Vic en Agedin lopen gelijk achter me aan. Alleen Elijah en ik blijven staan. Hij kucht en komt naast me staan.

'Zullen we dan maar?'

Ik knik simpel en zo lopen we zij aan zij, zijn broer achterna.

Het duurt niet lang tot we bij de stad aankomen. Een extreem grote stad. Vol bewondering kijk ik naar de huizen en ander soort gebouwen dat er staan. De meeste demonen stoppen met wat ze aan het doen zijn en staren fronsend naar mij. Ik weet me er niets van aan te trekken en blijf gewoon om me heen kijken.

Tracy en Vic zijn grappen met elkaar aan het maken en geven elkaar zo af en toe een speelse duw. Agedin loopt er geïrriteerd naast en probeert zich duidelijk niets van ze aan te trekken.

'Dus je broer hé..' Begin ik tegen Elijah

'Nee, hij heeft geen vriendin.'

Fronsend kijk ik hem aan.

'Ja, dat hoefde ik niet te weten,' zeg ik lachend.

Dan besef ik me dat dit de eerste keer is dat ik oprecht moest lachen. Elijah krijgt ook gelijk een glimlach op zijn gezicht. Een echte nog wel.

'Sorry, de meeste willen altijd weten of hij in een relatie zit... Vandaar.'

'Nou, mij boeit het eigenlijk niet.'

'Oh? Dus als hij een vriendin had zou je je slag slaan?'

'Nee! Wat denk je dat ik ben? Dat zou ik nooit doen. Echt nooit.'

'Mooi,' zegt hij zacht lachend.

Ik kijk weer voor me uit en frons lichtjes. Mooi? Hoezo "mooi"? Onmerkbaar schud ik mijn hoofd. We lopen nog steeds door de stad tot we bij een groot gebouw aankomen. Om het gebouw staat een stenen muur en een poort die dient als ingang en uitgang. Binnen die muren zit een extreem grote tuin en dan komt het gebouw. Wauw, het is lang niet zo groot als het paleis waar ik ben opgegroeid, maar dit is prachtig.

De poort wordt langzaam geopend. We lopen de poort door. Mijn mond valt lichtjes open door alle soorten bloemen die gepland zijn. De fonteinen die er staan zijn ook betoverend. Maar natuurlijk is het niet de bedoeling dat ik mezelf ga rondleiden hier, dus ik focus me weer op de mensen voor me en loop met een opgeheven hoofd door.

Steeds komen we dichterbij het gebouw en ik kan eerlijk gezegd niet wachten om de binnenkant van het gebouw te zien. Hoor ik hier zo enthousiast over te zijn? Waarschijnlijk niet. Maar ben ik het? Ja zeker. We lopen de trap op en dan komen we aan bij de deur. Die wordt voor ons geopend en zo lopen we het gebouw in. Het is niet te beschrijven zo mooi is het. Vanuit mijn ooghoek zie ik Elijah naar me kijken. Voordat ik zijn kant op kan kijken stoppen ze met lopen. Bijna bots ik tegen Agedin aan, maar ik weet dat net te voorkomen. Gelukkig maar.

'Iedereen kan gewoon zijn ding doen en dan zal ik de prinses naar haar kamer begeleiden,' zegt de broer van Elijah.

Eigenlijk heb ik liever dat Elijah me naar mijn kamer begeleid, maar dat kan ik eigenlijk niet zomaar zeggen. Ze zeggen niet eens gedag en Vic, Agedin en Tracy lopen een kamer in. Elijah kijkt twijfelend toe en loopt dan toch achter ze aan. Oké dan. De broer draait zich naar me toe en maakt een gebaar dat ik hem moet volgen. Dat doe ik ook. We lopen de trap op, waar je naar zowel links en rechts kunt gaan. Maar we gaan naar links en lopen dan door een lange gang.

Vrijwel alle deuren zijn donkerblauw, maar we stoppen bij een witte. Serieus? Hebben ze dat nou expres gedaan of doen ze maar wat? Hij opent de deur en gaat zo staan dat ik als eerste naar binnen kan lopen. Dus ik loop naar binnen en bekijk de kamer. Er is een raam met een klein balkon, maar ik kan me niet voorstellen dat die open staat. Voor de rest staat er een groot bed, een bureau, een kaptafel en een kast. Er is ook nog een andere deur die waarschijnlijk naar de badkamer leidt. Het thema van de kamer is wit en lichtblauw. Mijn ogen rollen door het kleuren thema in de kamer. Blauw en wit, typische engel kleuren. Dat noem je nou eens een vooroordeel, net als dat wij denken dat demonen puur slecht zijn.

'Dus.. hoe heet je?' weet ik eindelijk te vragen.

Verward kijkt hij me aan.

'Meen je dat?'

Nu ben ik degene die hem verward aankijkt.

'Uhm ja.'

'Je hebt serieus geen idee wie ik ben?'

'Je zou denken dat mijn verwarde gezicht die vraag voor je zou antwoorden. Nee ik heb geen idee wie je bent. Nou, je bent de broer van Elijah,' zeg ik schouderophalend.

'Mijn naam, Lea, is Silas.'

Take me to hellWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu