Hoofdstuk 22

23 2 0
                                    

Elijah.


Alle engelen zitten op hun knieën. De meesten zijn nog jong en trillen zenuwachtig. De anderen doen alsof ze niet bang zijn, maar ik zie ze angst in hun ogen. De angst om dood te gaan.

'Laten we beginnen,' zeg ik vol afschuw.

Ik wil dit niet doen, maar ik heb geen keuze. Toch voelt het aan de andere kant goed om het te doen. De eerste wachter stapt op een engel af en dood hem binnen een slag. Een snelle dood.

Voordat we naar de tweede kunnen gaan worden we onderbroken door een stem.

'Zo is het genoeg!'

Mijn wenkbrauwen schieten omhoog en ik draai me om waardoor ik nu oog in oog sta met Lea.

'Wat doe jij hier?' Vraag ik lichtelijk verbaasd.

'Onschuldige engelen redden! Ongelofelijk oetl*llen!'

Kwaad loopt ze langs me op een engel af. De engel herkent haar meteen en fluistert iets naar haar.

'Hoe bedoel je?' Hoor ik haar terug fluisteren.

Waardoor de engel weer iets onverstaanbaars terug fluistert. Ze staart naar de poort en schudt haar hoofd.

'Ze zijn gek,' zegt ze terwijl ze zich binnen een tel naar me omdraait.

'Ik moet ze waarschuwen , Elijah. Ze zullen maar blijven komen en komen. Op dit moment zit nu nog een groep van 100 engelen te wachten tot ze om de beurt het portaal door mogen. Je moet niet vergeten dat die engelen onschuldig zijn.'

'En dan moeten we jou sturen?' Vraagt een wachter vol walging.

Ze negeert hem en blijft mij hoopvol aan kijken.

"Toe, alsjeblieft" zeggen haar lippen zonder geluid.

Langzaam knik ik.

'Oké, maar ik ga mee.'

'Prima.'

Dus ik geef Lea de cape die ik om heb, aangezien zij die meer nodig heeft en dan lopen we hand in hand het portaal door. Een paar seconden later zijn we terug op de plek waar we eigenlijk niet meer zouden moeten zijn.

Een paar 100 meter verderop zie je kleine vuurtjes. Daar hebben de engelen zich dus gevestigd.

Lea doet de cape weer af en slaat niet nadenkend haar vleugels uit.

Voordat ik haar kan stoppen vliegt ze al de lucht in. Gauw vlieg ik er achteraan en een paar minuten later komen we aan bij het kamp. De engelen onder ons rennen rond en de meesten pakken hun zwaarden uit hun schreden. Op een redelijk lege plek landen we en slaan we onze vleugels weer in.

Meteen worden we omsingeld door engelen. Op sommige gezichten zie je dat ze Lea herkennen en de andere kijken mij vuil aan.

Iedereen is simpel gekleed, behalve de drie mannen die naar voren komen. Lea strompelt verbaasd naar achter. Snel pak ik haar hand vast en geef haar er een bemoedigend kneep in.

'Lea, we dachten dat je inmiddels al overleden zou zijn,' zegt de man die in het midden van de drie staat.

'Dat hebben jullie dan verkeerd gedacht.'

Ze is ongelofelijk kalm en dat is redelijk bewonderend.

'Goed, maar wat zoek je hier met een demon.'

'Ik zorg er alleen voor dat jullie niet allemaal dood gaan. De groep engelen die zich momenteel achter de poort bevinden, zullen het niet overleven. Niet als ik er niet was.'

'Oh?'

'Ga naar huis, Hamon. Met de rest.'

Goed, de man heeft een naam.

'Kind, dit is niet echt iets wat je kunt-'

'Of ga met ons mee,' onderbreekt ze hem.

Zei ze dat nou echt? Is dat nou bevestiging dat ze aan onze kant staat of zegt ze dat om hun weg te jagen?

'Je bent een verrader,' sist een van de mannen naast Hamon.

'Als het aan mij lag zat ik nog lui op mijn reet in het paleis boeken te lezen, maar ik sta hier. Misschien is het niet geheel tegen mijn wil, maar ik sta hier nu ook niet geheel vrijwillig naast een demon,' zegt ze zo kalm, dat zelfs ik er kalm van wordt.

'Dat zegt helemaal niets.'

Ze schudt haar hoofd.

'Mijn vader heeft vreselijke dingen gedaan. Dingen die zelfs demonen niet verdienen. Ik bedoel, hij heeft hun hele koninklijke familie afgeslacht! Jullie noemen hun altijd demonen, maar jullie luisteren naar het gezag van eentje.'

Wow.

'Hoe weet je dat?' Vraagt Hamon verbaasd.

'Elijah hier, is opgevoed door de koninklijke familie. Tot mijn vader hun koudbloedig heeft vermoord natuurlijk.'

Hamon slaakt een diepe zucht.

'Jullie kunnen hier een nacht blijven, die demon zal de hele tijd in de gaten worden gehouden natuurlijk. We zullen praten Lea. Er valt duidelijk veel te vertellen van beiden kanten.'

Goed, ze doden ons tenminste niet. Ook al betwijfel ik of ze Lea zouden doden. Ze blijft hun prinses.

Eindelijk laten de engelen ons er door en we volgen Hamon, inclusief die andere twee, mee naar de grote tent. Hamon gaat aan het ene kant van het bureau zitten en de andere twee gaan ergens anders zitten.

'Wie zijn die andere twee?' Fluister ik naar Lea.

'Weet ik niet, vervangers?'

'Ga zitten,' zegt Hamon terwijl hij wijst naar de twee stoelen aan onze kant van het bureau.

Lea gaat zitten en ik wacht even. Hamon staart me aan tot ik ga zitten. Ik slaak een verveelde zucht. Dit is saaier dan ik verwacht had.

'Het is erg fijn om te zien dat je niet dood bent prinses.'

Lea knikt simpel en geeft verder geen antwoord.

'Alleen er is een ding dat we zojuist gezien hebben,' vraagt één van de andere mannen.

'Laat me raden, haar vleugels?' Vraag ik uitdagend.

Hij knikt en antwoord. Hamon kijkt zwijgend en heeft een schuldig iets in zijn ogen. Die twee mannen moeten zo misschien maar eens oprotten.

'Leg dat eens uit?'

'Ik heb het sinds gisteren. Het is neem ik aan wel duidelijk dat ik een halve ben?'

'Dat is inderdaad wel duidelijk, maar hoe heb je dat al 17 jaar kunnen verbergen?'

'Ik zou het niet weten. Nogmaals, ik heb ze pas sinds gisteren.'

Voordat de twee mannen verder kunnen gaan stopt Hamon ze.

'Zorg ervoor dat het goed gaat met onze mannen. De rest van dit gesprek zal met ons drieën verder gaan.'

Tegen hun wil in lopen de twee mannen de tent uit.

Hamon staat op en gaat voor ons op het bureau zitten.

'Ik heb je veel te vertellen Lea. Te veel.'

'Oh?' Mompelt ze.

'Ik weet wie je ouders zijn.'

Take me to hellWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu