Hoofdstuk 9

32 2 0
                                    

Lea.

- het heden -








Het duurde lang voordat ze de zak weer hadden verwijderd van mijn hoofd en het touw hadden losgemaakt. Mijn omgeving kon ik niet plaatsen. Wel ben ik er achter gekomen dat hij geen Eli heet, hij heet Elijah. We waren duidelijk in een bos, maar waar we precies waren was voor mij een vraag. Zenuwachtig kijk ik om me heen terwijl iedereen op de grond zit. Mijn rug is zo goed als bloot, dat is ook mijn schuld. Ik ben gaan vliegen in het paleis in een normaal overhemd. Tracy staat plots op.

'Kom Lea. Je moet je omkleden.'

Ik kijk naar haar op en blijf koppig zitten. Ze geeft me een bepaalt blik waardoor ik kippenvel krijg. Toch sta ik op mijn gemak op en loop ik achter haar aan naar een dikke boom. Ik ga er achter staan en kijk haar verwachtingsvol aan. Waar moet ik met in omkleden?

'Juist, hier.'

Ze geeft een witte, dikke blouse, een zwarte broek en een paar zwarte laarzen. In haar handen heeft ze ook nog een zwarte cape.

'Kleed je om en dan geef ik je deze.'

Ik draai me om en trek mijn kapotte overhemd over mijn hoofd heen. Dan doe ik de nieuwe aan en hetzelfde doe ik met de laarzen en de broek. Als ze nou eens niet hier stond had ik een kans om weg te rennen. Die kans zal nog wel komen, ik voel het. Nietszeggend duwt ze de cape in mijn handen. Ze maakt een gebaar met haar hoofd dat ik terug moet, dus ik loop weer terug naar het kamp dat ze hebben opgezet. Nou, het is een kampvuur en volgens mij is het de bedoeling dat we op de grond gaan slapen.

Maar ja. Voor alles een eerste keer. In een bos slapen kan ik dus van mijn lijst afschrijven. Ik ga bij een boom zitten en leun daar tegen aan.

'Hebben we al iets nieuws gehoord van Silas?' vraagt Vic plotseling.

Elijah schudt daarbij zijn hoofd en geeft verder geen antwoord. Maar nu ben ik nieuwsgierig.

'Wie is Silas?'

Elijah kijkt me gelijk aan en hetzelfde geldt voor de andere drie. Oh, zei ik dat nou echt hardop?

'Dat gaat je niets aan,' zegt de demon waar ik de naam nog niet van weet.

'Dat mag ze best weten hoor Agedin,' zegt Elijah dan.

Agedin? Wat is dat nou voor een naam. Voordat ik Agedin raar kan aankijken begint Elijah te praten.

'Silas is één van de twee broers die Hell leiden.'

'Leiden? Dus er is geen... koning?'

Walgend kijkt hij me aan.

'Nee, een redelijk lange tijd geleden hadden we wel een koninklijke familie. Alleen zijn die koelbloedig vermoord... door engelen.'

Zei hij dat nou echt? Engelen hebben de koninklijke familie van Hell vermoord. Wow. Zijn engelen tot zoiets walgelijks in staat?

'Hoezo hebben ze dat gedaan?'

Hij haalt zijn schouders op.

'Wraak? Haat? Iets in die richting.'

'En die twee broers, waren die familie van hun?'

'Soort van. De koning en koningin behandelde hen als hun eigen zonen. Ze hadden zelf wel gewoon kinderen, dat wel.'

Dan zal het ook wel terecht zijn dat die broers nu Hell leiden. Al helemaal als ze jaren hun best hebben gedaan om in die positie te komen. Dat is iets wat je moet bewonderen. Ik wil net een vraag stellen, maar Elijah kapt me af.

'Ga slapen. Morgen gaan we vroeg wakker.'

Fronsend kijk ik hem aan. Hij kijkt niet weg, dus ik ben degene die het eerste weg kijkt. Ik sla de cape om mijn benen en kijk omhoog naar de nachtlucht vol sterren. Voordat ik het weet neemt de slaap me over.

Ik schrik wakker door het gekrijs van een aantal vogels. Ik lig helemaal niet met mijn hoofd op de grond. Dus ik ga rechtop zitten en kijk waar ik op lag. Nee. Lag ik nou op Elijah zijn schoot te slapen? Hoezo zit hij nu überhaupt naast me? Ik kijk rond en zie Tracy naar me staren.

'Maak je geen zorgen, het zag er hartstikke schattig uit.'

Gelijk frons ik.

'Wat?'

'Niets,' zeg ik hoofdschuddend.

Ongelovig blijft ze me aankijken. Goed, geloof me dan maar niet. Ik sta op en ga een aantal meter verderop zitten. Puur door het ongemakkelijke gevoel, van zijn aanwezigheid naast mij.

'Hij bedoelt het goed. Je hoofd hing zowat op je schouder en als hij dat niet gedaan had, zou je nu waarschijnlijk een stijve nek hebben.'

'Dat snap ik,' antwoord ik eenvoudig.

Ze schudt haar hoofd.

'Nee, ik denk niet dat je het snapt. Hij is niet de persoon die dat soort dingen doet.'

'Oké? Moet ik wat met die informatie doen?'

Geërgerd rolt ze haar ogen. Ik snap wat ze bedoelt, maar ik hoef het niet te snappen. Hij is gevaarlijk. Alle demonen zijn gevaarlijk.

'Ja, eigenlijk wel. Ik zie je angst in je ogen. Als we slechte bedoelingen met je hadden, zou je dat weten. Geloof me.'

Daarop weet ik niet zo goed wat ik moet antwoorden, dus ik besluit me op een boom te focussen.

In mijn ooghoek zie ik Elijah opstaan en weglopen. Zou hij het gesprek zojuist gehoord hebben? Ik zucht bij het idee. Vic schiet ineens omhoog. Tracy en ik kijken hem verward aan, alleen Tracy lijkt meer te weten dan dat ik doe.

'Tijd om weg te gaan,' zegt hij terwijl hij opstaat.

Hij maakt Agedin wakker en praat zachtjes met Elijah. Niets is hoorbaar, dus ik hou me maar bezig met de cape die ik om doe. Tracy grijpt mijn arm vast en is net van plan het stuk touw om te doen.

'Laat dat zitten,' zegt Elijah dan.

Dus ze stopt het touw weer terug in een tas, maar houdt wel nog mijn arm vast. Zomaar beginnen we met lopen en we volgen Vic. Ik kijk achterom en zie dan mijn oude kleding liggen. Ik wil er iets over zeggen, maar bedenk me dan. Wat als de engelen achter ons aankomen en ze zien dat liggen? Dan weten ze dat ze de goede kant op gaan. Dus zwijgend loop ik mee.

Tot we aankomen bij een klif.

'We moeten er doorheen vliegen, dat is het veiligste wat we kunnen doen.'

Dus alle vier bereiden ze zich voor om te gaan vliegen, behalve ik. Gaan ze me zomaar laten vliegen? Daar zou ik helemaal niets van geloven. Ik doe de cape weer af en gelijk pakt Tracy die van me af om die op te bergen. Wauw, het lijkt erop dat ik echt ga vliegen.

Ze slaan allemaal hun vleugels uit en net wanneer ik het wil doen stopt Elijah me door voor me te gaan staan.

'Denk er niet eens aan om weg te vliegen. Wij zijn met zijn vieren en jij in je eentje,' hij komt nog dichterbij staan, 'Als we je dan weer te pakken zouden krijgen zullen we niet meer zo aardig zijn.'

Ik lach een keer en schud mijn hoofd.

'Je hebt geen macht over mij, je kunt me niet zomaar vertellen wat ik wel en niet kan doen,' zeg ik brutaal.

'Weet je dat zeker?' vraagt hij met een bepaalt blik in zijn ogen waar ieder bang voor zou moeten zijn en dat ben ik zeker...

Take me to hellWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu