Hoofdstuk 14

28 2 0
                                    

Lea.




Ik open mijn ogen en krijg er gelijk spijt van. Mijn hoofd bonst van de pijn en mijn hele lichaam lijkt tegen me te werken. Alles wat pijn kan doen, doet pijn. Toch ben ik degene die ondanks dat opstaat. Dus met heel wat moeite weet ik op te staan. Alle zeven staan ze nog op de plek van zonet.

'Jullie zagen dat ook toch?' Vraagt Vic lichtelijk in shock.

Ze knikken allemaal, behalve de oude man. De man staat van oor tot oor te grijnzen.

'W-wat?' Vraag ik met een zwakke stem.

In mijn eigen oren is het nauwelijks hoorbaar.

'Sla je vleugels eens uit,' zegt de man met een knik.

'Ik... nee,' zeg ik met veel moeite

Hij slaakt een diepe zucht.

'Een andere keer dan maar. Wanneer jullie het zien, breng haar dan naar mij.'

'Wat zien?' Vraagt Elijah.

'Dat zie je dan wel. Heb geduld en geef haar tijd om te helen.'

Ik schud mijn hoofd en sluit mijn ogen tot een poging om de hoofdpijn te minderen. Niets werkt. Helemaal niets. Ook wordt ik nog eens duizelig. Ik weet uit de cirkel te stappen en dan val ik neer. Voordat ik op de grond terecht kom wordt nogmaals alles zwart.

Twijfelend open ik mijn ogen. Ik verwacht wakker te worden op de koude betonnen vloer in die martel kamer, maar ik lig in een bed. Maar ik lig niet in de kamer die mij is aangewezen. Deze kamer is zwart en wit gemeubileerd. Voorzichtig ga ik rechtop zitten. Nog steeds doet mijn hele lichaam pijn. De hoofdpijn is gelukkig wel weer weg.

De houten deur in de kamer gaat open en Elijah komt daaruit met alleen een handdoek rond zijn middel. Hij kijkt me aan en stopt met lopen.

'Goed, je bent eindelijk wakker.'

'Waar ben ik?'

'Mijn kamer. Gewoon voor je eigen bescherming. Tegen de demonen uit de raad en wie weet zelfs anderen.'

'En tegen Silas?'

'Ja, misschien ook wel tegen Silas,' mompelt hij fronsend tegen zichzelf.

Dan kom ik bij de vraag, die ik eigenlijk wel moet weten.

'Hoe lang-'

'Een dag. Probeer zo min mogelijk te praten. Je stembanden moeten een kans hebben om weer bij te komen.'

Ik knik een keer en gooi de deken van me af. Alleen heb ik de jurk die ik die dag aan had niet meer aan. De groene jurk is weg. Verdwenen. Nu heb ik een mannelijk overhemd aan. Gelijk kijk ik Elijah aan die me afwachtend aan kijkt.

'Heb jij..?'

'Eh.. Ja.'

Ik kijk weer naar het overhemd. Ik wil dit bed maar eens uit. Mijn voeten laat ik langzaam op de grond zakken. De vloer is minder koud dan ik had verwacht, wat zeker fijn is.

'Wat hebben jullie gezien?' Vraag ik schor, terwijl ik een mislukte poging doe tot opstaan.

'Niets bijzonders.'

Nog steeds in zijn handdoek komt hij naast me staan. Hij wil me net helpen wanneer ik zijn handen weg sla. Gelukkig probeert hij me niet nog eens te helpen. Ook al is het goed bedoeld ik kan dit echt wel zelf. Hoop ik. Na nog een aantal mislukte pogingen lukt het me eindelijk.

'Denk je nou echt dat ik dat geloof?' Vraag ik terugkerend naar mijn vraag.

'Ja.'

Ik lach wat meer als een piep klinkt, maar hij snapt vast wat ik deed. Hij gaat op het bed zitten waardoor zijn handdoek wat afzakt. Gauw richt ik mijn aandacht weer op zijn gezicht.

'Weet je. Die dag van dat feest, toen we gedanst hadden. Ik dacht dat ik je zou haten.'

Ik schud mijn hoofd. Probeert hij nou serieus van onderwerp te veranderen.

'Serieus? Kunnen we ons op mijn vraag focussen?'

Hij schudt zijn hoofd.

'Wees maar gewoon stil dan. Je stem, weet je nog?'

Er komt een lage grom uit mijn keel waardoor Elijah moet lachen. Ik ben zo koppig dat ik toch weer mijn mond open.

'Silas was verbaasd dat ik je Eli noemde,' zeg ik nadenkend.

Een ander onderwerp zal ons beiden goed doen. Hij zucht, duidelijk geïrriteerd dat ik maar blijf praten. Hij geeft ook voor even geen antwoord.

'De koningin noemde me zo.'

Oh. De vrouw die hem heeft opgevoed. Als dat zo is... Wie zijn, zijn echte ouders dan?

'Is het dan wel-'

'Ja, anders heb ik je die naam nooit gegeven.'

Dat is waar.

'Over de koningin gesproken,' hij loopt naar een kast, pakt iets en komt naast me staan, 'Hier.'

Hij pakt mijn hand vast en legt daar de hartvormige ketting in. Lichtelijk schuldig kijk ik ernaar.

'Hij is niet van mij,' mompel ik.

'Jawel, niemand anders van de koninklijke familie is hier om hem te dragen.'

En wie zijn schuld is dat? Hoogstwaarschijnlijk die van de engelen, maar wie weet was dat een leugen.

'Moet ik je nu-'

'Genoeg! Je bent hier niet om mijn oren van mijn hoofd af te kletsen. Ga je omkleden in de badkamer of doe iets waar je niet bij hoeft te praten.'

Lichtelijk schuldig ga ik op het bed zitten. Hij loopt zijn kast in en doet de deur op een kier. Ik kan me ook omkleden? In wat..

Ik kijk rond en zie het op een stoel liggen. Nieuwe kleding nog wel. Dus daarmee loop ik de badkamer in en ik kleed me om. Het is een erg losse jurk, iets wat je engelen nooit ziet dragen. De kleur van de jurk is donkerblauw en de hakjes die er bij staan zijn zwart. Wanneer ik alles goed heb zitten loop ik de badkamer weer uit.

Elijah zit op het bed een brief te lezen, maar kijkt gelijk naar me op als hij me hoort.

'Die kleur staat je.'

Ik lach een keer.

'Dat zeg je alleen omdat dit jouw kleur is.'

Hij schudt glimlachend zijn hoofd.

'Wat dacht je van ontbijt?' Vraagt hij terwijl hij de brief verder leest.

'Dat lijkt me een goed idee.'

Hij blijft stil terwijl hij verder leest. Ik sta er maar ongemakkelijk bij. Dan mompelt hij iets onverstaanbaars en hij staat op. Dat ziet er niet goed uit.

'Ontbijt moet maar een andere keer. Ik moet ergens naartoe. Blijf vanavond maar gewoon in mijn kamer. Ik zal Tracy naar je toe sturen, dan kun je met haar eten.'

Voordat ik antwoord kan geven loopt hij al de kamer uit. Vanwaar ineens die haast?

Take me to hellWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu