Hoofdstuk 7

35 2 0
                                    

Lea.








Met zwaard in handen loop ik de gang door. Zo stil mogelijk en luisterend naar een hint van leven. Welk leven dan ook. Dan hoor ik het de lichte voetstappen, die zeker niet van Hamon zijn. Daar gaan we dan. Een paar stappen later komt ze in beeld. Verbaasd en toch geamuseerd kijkt ze me aan.

'Kijk eens aan. De man zegt dat je moet rennen en jij komt de verkeerde kant op rennen,' zegt ze lachend.

Jemig, wat geniet ze ervan zeg. Allebei blijven we naar voren lopen. Ik sla nu ook mijn vleugels uit en grijp mijn zwaard steviger vast.

'Ach meisje toch. Je kunt het ook nu al opgeven.'

Ik lach sarcastisch.

'Nooit.'

Ze stopt met lopen.

'Wat heb jij een lef, hoe oud ben je? 16?'

'Dat gaat je helemaal niets aan.'

'We zullen zien of je dat zo ook nog zult zeggen.'

Ze springt de lucht in en ik doe hetzelfde. Zij zet weer de eerste stap en vliegt snel op me af. Gelijk begin ik ook op haar af te vliegen. Eenmaal bij elkaar slaan onze zwaarden hard tegen elkaar. De slag gaat helemaal door mijn armen heen. Ze maakt een paar sierlijke en snelle bewegingen die ik weet tegen te houden. De snee in mij zij prikt niet meer, nee hij begint pijn te doen. Voor een seconde kijk ik naar de wond. Gelukkig zie je nog geen bloed.

'Dat had je niet moeten doen.'

Met één van haar handen steekt ze vol in de snee. Automatisch laat ik mijn zwaard met een hand los om naar de snee te gaan. Het lukt me net om niet te schreeuwen van pijn. Vervolgens slaat ze met haar zwaard vol tegen de mijne alleen valt hij uit mijn hand. Hij valt hard neer op de grond. De demon houdt de punt van haar zwaard bij mijn keel.

'Naar de grond en sla dan je vleugels in.'

Vol haat doe ik wat ze zegt. Wanneer ik op de grond sta sla ik mijn vleugels weer eens in. Dit allemaal door die Malik. Als hij nu hier was zou ik hem weer een klap geven.

'Mooie ketting,' zegt ze starend naar de hartvormige ketting die om mijn nek hangt.

Ik kijk naar mijn ketting en kijk haar vervolgens dan weer aan. Voordat ik iets kan zeggen begint zij weer.

'Draai je om.'

Langzaam draai ik me om. Ze houdt haar zwaard de gehele tijd tegen mijn keel. Met haar vrije hand houdt ze iets voor mijn gezicht. Niet om iets bij me te doen, maar om me iets te laten zien.

'Zie je dit?'

'Ja,' zeg ik schor.

'Weet je wat het is.'

'Touw?'

Wat, denkt ze dat ik dom ben. Ik ken dat touw. Dat wordt gebruikt bij engelen die naar Hell gestuurd worden. Een engel heeft het zo ontworpen dat het onmogelijk is om het los te maken zonder hulp. Het andere nadeel ervan is dat je op de een of andere manier niet je vleugels kunt uitklappen.

'Oh, nou ik was net helemaal enthousiast om zelf aan een engel uit te leggen wat het is.'

Ze doet het bij me om en doet haar zwaard in haar schede.

'Waarom dood je me niet gewoon meteen?' vraag ik inmiddels lichtelijk geïrriteerd.

Ze lacht bitter.

'We zijn geen monsters, alhoewel.. niet echt. Maar die man noemde je Lea, dus dat zegt al genoeg niet?'

Meteen heb ik spijt van mijn vraag. Ze pakt stevig mijn ene arm vast en zo beginnen we de richting van het gevecht te lopen. We lopen langs dode engelen die op de grond liggen. Het kost me veel moeite niet naar ze toe te rennen. Maar we lopen, lopen en lopen. Dan schiet het me te binnen. We lopen naar de troonzaal.

De deuren staan wagenwijd open en in de troonzaal staan een stuk of 19 demonen. Ik slik en doe mijn best mijn hoofd geheven te houden.

'Je mag best bang zijn engel prinsesje,' fluistert ze.

Ik lach een keer en daar heb ik gelijk spijt van. Alle 19 demonen draaien zich naar ons om. Een mannelijke demon zet een aantal stappen naar voren.

'Tss, dit is der?'

'Ja Vic, dit is "der".'

'Hoe zeker ben je daarvan?' vraagt hij dan weer.

'Zeker genoeg en we zullen er zo wel achter komen.'

Hij snuift en gaat weer bij de rest staan. De demon achter me grijpt mijn arm weer steviger vast.

'Doe geen domme dingen,' fluistert ze nu in mijn oor.

Goh, dat had ik nog niet door. Ze geeft me een zetje vooruit en zo lopen we naar de tronen. Daar laat ze me los en gaat ze op de trap zitten. Als dit er 20 zijn, waar zijn dan de andere 35? Precies dan komt een groepje van 15 demonen binnen lopen. Waar zijn de overige 20?

'De rest?' zegt eentje.

Niemand antwoord daarop. Er is zacht gefluister en dan weer voetstappen. Ik kijk naar de vrouwelijke demon op de trap die verveeld haar schouders ophaalt.

'Hoe moeilijk was het?' zegt een bekende stem.

De onbekende demon loopt om me heen en gaat voor de troon staan. Hij komt me bekend voor, maar waar ken ik hem dan van?

'Ik moest door één man heen. Het was heel raar, hij rende weg. Zelfs zij kwam terug rennen om te vechten en ik weet zeker dat die man een stuk sterker is.'

Hamon is weggerend..? Wat is dat nou. Ik heb zijn lijk niet gezien en er zat ook nog eens geen bloed op haar zwaard. Wat als hij echt is weggerend.

'De rest van de koninklijke duiven zijn ook weggerend,' zegt de mannelijke demon hoofdschuddend.

Eindelijk kijkt hij mij aan.

'Hey Lea,' zegt hij serieus.

Ik besluit echter niet te antwoorden en kijk hem vies aan waardoor hij moet lachen. De demon genaamd Vic komt naast hem staan en kijkt me nu ook aan.

'Ze kan altijd nog onze persoonlijke clown worden.'

'Nogmaals, we kunnen haar gebruiken. Voor heel wat nuttige dingen. Dus het spijt me, maar een clown zal het niet worden.'

Verdomme, hoe ken ik hem nou? Die stem, dat haar en dan die ogen. Zelfs zijn houding komt me enigszins bekend voor.

De demonen meid staat weer op.

'Hoe oud is ze? Ze ziet er op zijn oudst 17 uit.'

'Ik ben 17,' antwoord ik.

Verbaast kijkt ze me aan.

'Ze heeft haar tong terug,' zegt ze dan.

'Laat het Tracy. Ze is een engel, dat zegt al genoeg.'

Ze heet dus Tracy. Een demon genaamd Tracy...

'We moeten gaan,' zegt de bekende demon.

De anderen knikken.

'Iedereen weet de groepen nog?'

Nogmaals knikken ze. Ze verdelen zich in twee groepen. De ene bestaat uit 31 demonen en de ander dus uit vier, want de ander persoon komt bij Eli, Tracy en Vic staan. Dit wordt één groot feest. Vic gaat voor me staan met een zak in zijn handen. Hij ziet me fronsend naar de zak kijken en lacht.

'Voorzorgsmaatregelen duifje.'

Noemde hij me nou echt duifje? Ik kijk nog een keer naar de bekende demon. Hij kijkt mij ook aan en likt zijn onderlip. Precies wanneer het me te binnen schiet wordt er iets in mijn mond gepropt en dan wordt de zak over mijn hoofd heen gedaan. Ze binden de zak niet te strak vast, zodat hij niet af kan zonder hun.

De onbekende demon. Zijn stem. Zijn ravenzwarte haren. Zijn donker blauwe ogen. Het is Eli...

Take me to hellWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu