Hoofdstuk 32

31 2 0
                                    

Lea.








Ze zeiden dat we wel moesten overnachten. Dus toen we de grot weer uit waren hebben we daar overnacht. Slapen kon ik niet. Het was ijskoud en de mensen van het verzet zaten de hele tijd te praten. Heel irritant.

Ik had nooit geweten dat wezens zo hard kunnen lachen. Jeetje mina. We zijn alles aan het opruimen. Silas staat tegen de stenen muur aangeleund en kijkt naar iedereen. Met een opgetrokken wenkbrauw schud ik mijn hoofd. Iemand moet hem leren hoe je moet helpen. Hij weet het vast wel, alleen moet hij ook echt leren helpen.

Met een zak in mijn handen loop ik op hem af en duw ik die hard in zijn armen. Met opgetrokken wenkbrauwen kijkt hij me aan. Ik wil met net omdraaien en weer verder gaan, maar Silas pakt mijn pols vast en trekt me naar zich toe. Onze lichamen botsen best hard tegen elkaar aan.

'Wat,' mompel ik ongemakkelijk.

Hij zegt helemaal niets. Wel houdt hij me nog steeds vast bij mijn pols. Redelijk stevig nog wel. De twee vorige keren dat hij me zo stevig vast hield heeft hij me pijn gedaan. Nou één keertje, de andere keer was ik degene die hem... nou eigenlijk iedereen pijn deed.

'Serieus Silas. Ik probeer hun te helpen, dus als het niets belangrijks is laat me dan los.'

Hij fronst zijn wenkbrauwen en laat langzaam mijn pols los. Zonder een dankjewel loop ik terug naar de plek waar ik net bezig was. Vanuit mijn ooghoek zie ik dat hij naar me blijft kijken. Gauw richt ik me op het opruimen. Alleen voel ik zijn ogen de gehele tijd in mijn rug branden.

Gelukkig zijn we snel klaar. De vrouw heeft besloten dat zij zelf vandaag op Silas zal letten, dus voor mij is dat ook een opluchting, Ik weet niet wat hij heeft vandaag, maar ik krijg zo af en toe kippenvel van hem.

Uren lang lopen we over de paden in de bergen. Tot we plots tot stilstand komen. Ik bots vol tegen de persoon voor me. Diegene reageert niet eens, maar ik zie zijn of haar handen tot vuisten maken. Ik mompel een sorry en zet gauw weer een stap naar achteren. De vrouw komt met Silas naast me staan.

'We zijn er.'

Dan lopen we weer verder. Het is een grote grot opening. We lopen nog een kort stukje en dan pas komen er personen in beeld. Mannen die duidelijk de wacht moeten houden, maar daar achteren zijn kinderen aan het spelen. Alsof ze een normaal leven leidden.

We lopen langs de mannen die de wacht houden. Sommige komen me op de een of andere manier bekend voor. Mij kijken ze ook met een gek gezicht aan. Alsof ze nooit hebben verwacht mij hier te zien. De kinderen komen echter enthousiast naar ons toe rennen. Een meisje komt springend voor mij staan.

'Hallo,' zegt ze met een verlegen glimlachje.

Er komt een glimlach op mijn gezicht en ik ga door mijn hurken zodat ik op haar hoogte zit.

'Hallo, wie mag jij dan zijn?'

'Macy!'

'Leuk je te ontmoeten Macy.'

Plots springt ze naar voren en trekt me in een omhelzing. Die had ik dus totaal niet zien aankomen. Lachend omhels ik haar terug. Ze zet dan weer een stapje naar achteren.

'Kom je met ons mee spelen?!' Vraagt ze blij.

Ik kijk naar Silas en de vrouw die verderop naar Macy en mij zitten te kijken. Ik kijk Macy weer aan en versterk mijn glimlach weer.

'Niet nu, maar misschien een andere keer.'

'Beloofd?'

Ik knik.

Take me to hellWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu