Hoofdstuk 31

27 2 0
                                    

Lea.








'Wij, meisje. Zijn leden van het verzet.'

'W-wat?' Stotter ik.

Dat meent ze toch niet. Deze idi*oten zijn leden van het verzet? Natuurlijk moet dat mij weer gebeuren.

'Je hoorde me wel, maar vertel eens. Waarom zou Hamon jou en die demon hier naartoe sturen?' Zegt ze walgend.

'Dit is niet de plek om dat te bespreken. Geloof me.'

'Ik besluit wel of dat zo is, oké? Dus vertel.'

Ik slaak een diepe zucht en rol mijn ogen.

'Ik zal je alles vertellen als ik nu eens mag staan.'

Ze kijkt op me neer en ze lijkt zich te realiseren dat ze nog boven op me zit met een zwaard tegen mijn keel. Met een sierlijke beweging duwt ze haar zwaard weer in haar schede en staat dan op. Ze houdt haar hand voor me, zodat ik die kan vast pakken. Ik negeer die compleet en sta zelf op. Ik klop mijn broek af en laat mijn nek knakken.

'Dus?' Zegt ze ongeduldig.

'Juist. Mijn naam is Lea en die daar, dat is Silas. Eén van de gebroeders die Hell leidt, maar dat doet er nu niet toe. We zijn hier-'

'Jij bent Lea?'

'Uhm... Ja?'

Ze lacht sarcastisch en zet haar handen in haar zij.

'Oké dan prinsesje, ga verder.'

Oh, daar kan ik dus echt niet tegen. Ze zit me al deze hele tijd te verkleinen, maar ik zal haar laten zien dat ik de grotere persoon hier ben. Dus ik recht mijn rug en hef mijn kin wat.

'Weet je, ik vind toch dat dit niet de juiste plek is om het daarover te hebben. Dus zullen we maar eens verder?'

Zonder op een antwoord te wachten loop ik naar Silas en schudt aan zijn schouders.

Het duurt zo'n vier minuten tot hij wakker schrikt. Met opgetrokken wenkbrauwen kijk ik op hem neer. Hij wil net iets zeggen, maar ik ben hem voor.

'Klaar om te gaan raaf?'

Hij is duidelijk niet geamuseerd door wat ik nu zeg, maar hij staat wel op. Net wanneer we willen lopen stopt één van de mannen Silas. De vrouw gaat weer voor ons staan en staart Silas aan.

'Jouw vertrouwen we nog wel enigzins, maar hem... We hebben liever dat hij vastgebonden is.'

Ik kijk opzij om hem aan te kijken. Meteen zie ik een vlaag woede over zijn gezicht heen gaan. Automatisch leg ik mijn hand op zijn schouder en knijp ik er zachtjes in. Zijn hoofd draait er gelijk naartoe en nu kijkt hij fronsend naar mijn hand.

'Dat is prima, maar dan ben ik degene die hem bij zich houdt.'

Ze rolt haar ogen en knikt een keer.

'Prima, maar als hij een ding fout doe. Zullen jullie er beiden van langs krijgen.'

Ze duwt ruw een stuk touw in mijn handen. Ik ga voor Silas staan en gebaar dat hij zijn handen naar voren moet steken. Na een aantal seconden doet hij het eindelijk en dan bind ik zijn handen vast.

We verwisselen verder geen woorden. Voor ons beginnen ze met lopen, dus ik trek aan het touw en zo lopen Silas en ik achter ze aan.

'Dit is onzin,' mompelt hij.

'Ik weet het, maar we willen hen aan onze kant hebben niet?' Fluister ik terug.

'Ik vertrouw ze niet.'

'Geloof me, ik ook niet. Er is iets met die vrouw, ik kom er alleen maar niet achter wat het precies is.'

Spottend blaast hij zijn adem uit.

'Je hoeft ook niet alles te weten.'

Ik rol mijn ogen en negeer hem verder. Jeetje hij is irritant. Hij moet blij zijn dat ik hem nu vast heb en niet één van hun. Wie weet hoe zij hem zouden behandelen.

Na een lange tijd te hebben gelopen stopt de vrouw met lopen en begint weer wanneer ze naast mij loopt. Ik hou mijn adem in en doe mijn best om mijn mond te houden.

Als ze een gesprek met met gaat starten, dan... Ja wat dan eigenlijk? Ik heb het liever niet. Dat stopt haar alleen niet.

'Ik had nooit verwacht jou hier ooit te zien. Niemand eigenlijk.'

Ik kijk voor me uit terwijl ik antwoord.

'Geloof me, ik ook niet.'

Ik weet een glimlach op mijn gezicht te persen. Vanuit mijn ooghoek zie ik hier met gespleten ogen naar me staren. Ze zegt alleen niets. Dus ik zucht en kijk haar kort aan.

'Wat?'

Ze blijft nog even stil, duidelijk twijfelend of ze het volgende moet zeggen.

'Het is gewoon... Je verstopt zoveel achter die glimlach. Ik ken je niet. maar het is te zien.'

Automatisch rol ik mijn ogen. Tuurlijk heeft iemand weer iets te zeggen over hoe ik me voel. Het is wel waar wat ze zegt... Dat geeft haar alleen niet het recht om er commentaar op te geven.

'Wie niet? Iedereen verstopt dingen achter de glimlach die ze op hun gezicht plakken.'

Gelijk knikt ze. Silas naast me trekt zachtjes aan het touw. Wat? Wil hij dat ik stil ben?

Verward kijk ik hem aan en dan knikt hij met zijn hoofd naar voren. Dus ik kijk vooruit en zie dan ook wat hij ziet. Een grot. Zeg me niet dat we daar doorheen moeten. Ja hoor. Ze lopen de grot in. Daar gaan we dan. We lopen ze achterna zonder moeilijk te doen. Automatisch ga ik dichterbij Silas staan. Zo dichtbij dat zijn lichaam het mijne raakt.

Silas laat een gedempte lach horen. Gelukkig worden er vier fakkels aangestoken. Ik ben niet bang voor het donker. Maar grotten... Daar hou ik dus echt niet van. Je weet niet wat voor wezens hier rondzwerven.

'We zijn er bijna,' zegt de vrouw die voor ons uit is gaan lopen.

Achter ons lopen nog een aantal mannen, dus we lopen wel in het midden. Ik haal een keer diep adem en ga maar weer op een afstandje van Silas lopen. Straks denkt hij nog dat ik hem mag. Wat absurd zou zijn. Hij zou dan ook niet goed in zijn hoofd zijn. Die gast heeft een poging gedaan om mijn vleugel eraf te hakken. Ik rol mijn schouders bij de gedachte.

Ik moet echt stoppen met zoveel nadenken. Straks wordt het nog mijn eigen dood.

Take me to hellWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu