Hoofdstuk 5

51 2 0
                                    

Rutger

Eindelijk rijden we de grens over naar België ik ben kapot. Ik kijk op de klok het is al best laat. Er stond een enorme file er was een aanrijding geweest. Ambulance en al. Ik zag dat er mensen in de ambulance werden gereden en er stond een jongen te huilen op de weg met allemaal koffers. Heel erg zielig maar gelukkig waren wij dat niet. We komen aan bij het hotel en we stappen uit. We laten de koffers in de auto omdat we morgen weer verder gaan. Thomas pakt 2 tasjes uit de auto en geeft er 1 aan mij. Hij heeft kleren in een tas gedaan voor de hotels super handig. Ik pak zijn hand en lopen naar binnen. We lopen naar de balie toe en checken in.  Ik heb echt kapot. We lopen naar onze kamer toe. Thomas ploft meteen om het bed neer. Ik bestel wat eten en kijk in de badkamer "Lief we hebben een bad zullen we zo?" vraag ik aan Thomas. Ik hoor hem ja zeggen. Ik loop terug de kamer in en plof naast Thomas op bed neer. Ik sluit me ogen en ik zie het ongeluk weer voor me. Ik zie de jongen huilen met zijn spullen op de grond. Ik zie de ambulance en de jongen die erin word gereden. Ik kan zijn gezicht niet zien. De jongen op straat is nog steeds aan het huilen. Waarom is hij zo verdrietig? Kent hij die jongen in de ambulance? Ik open me ogen en zie Thomas met eten staan. We eten ons eten op en dan vul ik het bad met warm water. We stappen het water in. Heerlijk. Thomas zit tegen over me. We pakken er net met z'n 2e in.  Maar dat maakt niet uit. Ik ben het weer zat en stap het bad uit. Thomas pakt mij hand "Wat ga je doen?" vraagt hij. "Ik ga slapen ik ben kapot." zeg ik dan. Thomas staat op en laat het bad leeglopen. "Ik ben ook best moe." Ik droog me af en ga ik bed liggen. Thomas komt naast me liggen. Hij komt tegen me aan liggen en pakt mijn hand en geeft me een kus. "Slaap lekker lief." zeg ik. "Slaap lekker." Ik sluit me ogen en droom weer over het ongeluk. Zo veel vragen en zo weinig antwoorden

In my dreamsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu