Ik tikte wat met mijn pen op tafel. Mijn gedachten waren bij Jack. Vreemde jongen. Paste wel bij Ellen. 'Snap jij 14c?' vroeg Sam. 'Wat?' reageerde ik. 'Of jij 14c snapt en me die wil uitleggen.' '14c,' mompelde ik terwijl ik in het boek keek. 'Oh, dan moet je de stelling van Pythagoras gebruiken en dan kun je die zijde berekenen en als je die zijde weet-' 'Dan weet je die van driehoek BCD ook!' riep Sam vrolijk uit. 'Dank je!' Ik keek naar Sam. Ze was ingespannen bezig met wiskunde terwijl ik helemaal niks deed. 'Noa,' hoorde ik de stem van meneer Laeram. 'Wil je je even omdraaien?' Ik draaide me zuchtend om. 'En wil je nou even aan het werk gaan?' Ik pakte mijn op de tafel gevallen pen weer op en deed alsof ik in mijn schrift schreef. 'Goed zo,' bromde Laeram. Leraren waren zo gemakkelijk voor de gek te houden.
Na schooltijd liep ik naar de fietsenstalling, maar ik had geen zin om naar huis te gaan waar ik compleet genegeerd zou worden. Ik besloot wat door de stad te gaan lopen en te kijken of ik mezelf kon opvrolijken met stroopwafelkruimels of oorbellen ofzo. Ik reed op mijn fiets de binnenstad in naar de beveiligde maar gratis fietsenstalling. Daarna slenterde ik wat door de stad, nergens naar op zoek. Ik ging de V&D maar in, maar was er ook gelijk weer uit omdat het er zo druk was. Toen besloot ik het winkelcentrumgedeelte maar te verlaten en ik begon ergens anders heen te lopen. Ik liep richting het station ofzo, ik wist niet echt waar ik heen ging maar op den duur stond ik in een voor de stad mooie straat. Ik keek om me heen en besefte toen met een schok waar ik was. Ik herkende het blauwe kozijn rond de ramen en deuren, die had mijn vader nog geschilderd. Toen viel mijn blik door het raam en ik zag vlak voor het raam een kamerplant staan die ik heel goed herkende. Mijn moeder gaf die plant elke dag water en ik wou dat ook altijd doen, dus dan stond ik naast haar terwijl ik zeurde om de gieter. Ik was zeven. Alle diep weggestopte herinneringen kwamen naar boven en verpreidden zich door mijn hoofd, totdat ik helemaal gevuld was met het gevoel van mijn vorige huis. Mét ouders.
Ik voelde een traan over mijn wangen glijden NEE NOA NIET NU NIET HIER!! Maar het hielp niet. Ik veegde wild met de rug van mijn hand over mijn wang. Ik moest hier weg. Ik liep snel weg van mijn vroegere huis en probeerde de herinneringen te vergeten, maar de lach van mijn moeder verscheen steeds helderder op mijn netvlies. Ik begon bijna te rennen, het kon me even niks schelen wat anderen van me zouden denken. Toen ik hijgend weer stil stond en om me heen keek was ik in een nogal smal helemaal leeg straatje. Hier kende ik het niet. Ik veegde met mijn mouw mijn tranen weg maar het werkte niet echt. 'Gaat het wel?' hoorde ik ineens een stem achter mij. Ik draaide me om. Ik zag iemand met een capuchon ver over zijn ogen getrokken en zwarte kleding. 'Prima,' antwoordde ik. 'Kom eens,' wenkte hij. Wat had ik te verliezen? En ik liep achter de man aan een soort nis tussen twee huizen in. 'Hoe heet je?' 'Noa,' antwoordde ik. 'Jij voelt je niet zo best hé,' zei de man. Ik knikte. 'Verschrikkelijk zeg maar.' De man knikte nu ook. 'Ik kan je helpen,' zei hij toen. 'Geloof je het zelf?' reageerde ik schamper. Hij knikte. Ik keek hem verbaasd aan. Nou ja, eigenlijk keek ik hém niet aan, maar de stoppels op zijn kin. Veel meer kon ik niet zien. 'Vertel,' zei ik nieuwsgierig. Plastic knisperde toen de man iets uit zijn zak haalde. Een alarmbelletje begon in mijn hoofd te rinkelen maar ik negeerde het. 'Hier,' zei de man. Ik staarde naar het in mijn hand gedrukte plastic zakje met een soort witte poeder erin. 'Wat is dit?' vroeg ik terwijl ik het eigenlijk al wel wist. 'Gewoon ergens op leggen,' antwoordde de man. 'Een lijntje van maken. Daarna opsnuiven.' Ik knikte en de man stond op. 'Ik ga,' zei hij. 'Wacht!' riep ik. 'Wat is uw naam?' 'Dat doet er niet toe,' antwoordde hij. 'Maar je kunt me altijd hier vinden.' Ik staarde hem verbaasd na terwijl hij met grote stappen weg liep. Daarna ging mijn blik naar het zakje in mijn hand. Snel wegstoppen, voordat iemand het zag. 'WAAROM HEB JE HET AANGENOMEN?' brulde stemmetje 1 in mijn hoofd. 'Omdat ze zo diep gezonken is,' grinnikte stemmetje 2. 'Lol.' 'Helemaal niet!' riep 1 uit. 'Gooi het weg!' 'Nee!' beval 2 streng. 'Het is de enige manier om je leven weer op de rails te krijgen.' 'Juist niet!!' riep 1 wanhopig. 'Als je dood wil moet je er vooral aan beginnen!' 'Misschien wil ze dat ook wel,' lachte 2. En ik stak mij hand in mijn jaszak en hield het zakje omklemt terwijl ik vlug naar de fietsenstalling liep. Dit idee om naar de stad te gaan had dus ook nog iets iets goeds opgeleverd. 'Noa!' riep 1 bestraffend uit. 'Iets góeds?!' 'Jup,' reageerde 2. 'Iets gewéldigs!'

JE LEEST
Terugval
Novela JuvenilStel: je bent 15. Je hebt geen ouders meer. Je woont alleen met je zus die een hekel aan je heeft. Je haat jezelf. Wat zou je doen? Noa koestert een grote haat voor zichzelf vanwege de ruzie die ze met haar moeder had voordat die omkwam bij een auto...