IV je suis

109 2 0
                                    

"Je suis" stond er in mijn schrift, in nog van de inkt naglanzende letters. Mijn pen zweefde nog boven het papier terwijl ik in mijn boek keek voor de rest van de zin. Ineens keek ik weer naar de woorden op papier. "Je suis ...". Goeie vraag. Wie was ik eigenlijk nog? Was er ook nog maar íets van mij over? Was er nog een vonkje van geluk over in mijn zwarte hart? Scheen er ooit nog zon op mijn schaduw? Wíe was ik eigenlijk nog?

Ik sloeg met mijn handen tegen mijn hoofd en wou mijn gedachten verjagen. Stop met nadenken, stop met nadenken. Ik wenste dat ik mijn gedachten achter slot en grendel kon opsluiten met mijn herinneringen erbij. Ik sloeg met mijn vuist op mijn bureau en tranen kwamen in mijn ogen. Ik haatte mijn leven, ik haatte mezelf. Met een zwaai veegde ik mijn boeken van mijn bureau en met een enorme klap vielen ze op de grond. Ik haalde mijn handen door mijn haar en mijn mouw viel een stukje omlaag. Mijn blik viel op de rode strepen op mijn pols en ik beet op mijn lip. Ik haatte mezelf nog meer en mijn hand greep naar het mesje dat in een hoekje van mijn bureau lag.

Met mijn hart verscheurd door pijn en haat raakte het mesje mijn huid. De laatste scheur van verdriet gaf de doorslag en het zilveren heft kleurde langzaam rood.

TerugvalWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu