40

175 9 15
                                    

“Eva! Je kan ook helemaal niets hé.” Lacht Dave aan de andere kant van de bosjes.

Ik fietste en Dave zit, of zat achterop. Ik verloor mijn evenwicht en reed in de bosjes. “Ik ben een meisje. Laat me dan ook niet fietsen!” Lach ik. “Hier. Pak m’n hand.” Dankbaar pak ik Dave zijn hand en hij trekt me uit de bosjes. Sommige blaadjes en naalden blijven nog op mijn broek hangen, die ik er gemakkelijk afveeg.

“Nu ga ik dus fietsen. Dat weten we allemaal. De hele wereld.” Zegt Dave met een brede lach. “Natuurlijk. Ga maar. Ik volg je – zoals altijd – wel weer.” Lach ik als ik achterop zijn fiets spring.

“Waar gaan we eigenlijk heen?” Vraag ik als we al even aan het rondfietsen zijn. “Geen idee.” Grinnikt hij. Met een glimlach draai ik hoofdschuddend mijn hoofd om naar achteren. Mijn glimlach verdwijnt als er een auto achter ons fietst, die wel erg bekend eruit ziet. Harry’s auto.

Ik geef Dave een por in zijn zij als hij een schreeuw laat. “Eva! Laat me niet zo schrikk-“ “Dave, Harry rijdt achter ons!” Schreeuw ik had genoeg dat Dave wel nu een andere richting opgaat. “Dave, sneller! Hij rijdt mee!” Dave rijdt nog sneller als we een fietspad opgaan. Hier kan Harry niet komen.

In plaats van dat Harry op het fietspad rijdt. Scheurt hij over de drukke weg achter ons aan. Ik schrik ervan, waarom zou hij allemaal zoveel moeite doen voor zoiets kleins? “Dave!” Roep ik harder.

“Ik breng je nu thuis!” Roept Dave als hij de fiets met een ruk omdraait. Ik spring er van af, anders gaat het nog langzamer. Dave rijdt al weg en ik moet moete doen om erop te springen.

“Zit je!” Roept Dave gestrest. “Ja, rijden!” Antwoord ik gehaast. Ik vind het zo eng. Ik dacht dat Harry aardig was, maar hij is een monster. Hij is niet zomaar een jongen. Heeft hij psychische problemen of zo?

Ik zie dat Harry bij een rotonde een rondje draait en onze kant terug keert. Mijn ogen worden groot van de snelheid waarmee hij over de weg scheurt. “Dave!” Schreeuw ik paniekerig.

Tranen springen in mijn ogen van de adrenaline die door mijn lijf giert. Dave daarentegen heeft daar denk ik helemaal geen tijd voor, hij is te druk bezig om zo snel mogelijk naar mijn huis te fietsen.

Harry zijn auto komt al dichterbij. Ik spring van zijn fiets af. “Dave, pleur je fiets weg. We gaan rennen!” Schreeuw ik. Dave hoort het en smijt zijn fiets in de bosjes ergens vlakbij een klein winkeltje. “Sorry!” Verontschuldigt Dave zich als we als panters wegrennen naar een straatje.

Hier kan Harry niet komen. Maar helaas zie ik daar Harry zijn auto al om het hoekje rijden met een hoge snelheid. Ik begin nog harder te rennen. Mijn benen doen nu al pijn. “Dave, blijven rennen.” Hijg ik. Dave struikelt over een drempel en valt met een smak op de grond.

Opeens lijkt alles te vertragen. Harry’s auto gaat langzamer. Dave schreeuwt zacht en hopeloos naar mijn hulp. Wat gebeurt er nu? “Eva.” Hoor ik iemand zachtjes roepen. Dave roept me, maar ik kan hem niet helpen.

Ik kan niets doen. Ondertussen is Harry uit zijn auto gestapt en rent – langzaam – naar Dave toe. Ik probeer te schreeuwen dat hij moet stoppen, maar er komt niets uit. Dit heb ik nog nooit meegemaakt.

Harry sleurt Dave mee zijn auto in terwijl Dave heftig zich te spartelen om uit zijn grip te ontsnappen. Met tranen in mijn ogen sta ik hier. Alleen. Niets te doen. Ik moet iets doen. Eva, kom op. Laat je Dave zomaar stikken? Nee. Ik wil niet dat Dave word meegenomen door Harry.

“Harry!” Probeer ik er gillend uit te krijgen. Opeens versnellen de twee personen weer. Dave schreeuwt zijn longen uit zijn lijf als Harry hem onder controle probeert te houden. “Harry!” Ik ren naar Harry en Dave toe en probeer allemaal dingen uit zodat Dave vrij komt.

Ik sla Harry voor zijn gezicht. Hij laat Dave los als reactie. Hij grist naar zijn gezicht en kijkt met een dodelijke blik naar mij. “Dit had je niet moeten doen.” Zegt hij op een toon die ik maar angstaanjagend vind klinken. Hij loopt naar me toe terwijl Dave hem vanachteren op zijn rug springt.

“Waag ’t niet!” Roept Dave als Harry hem eraf probeert te gooien, wat hem uiteindelijk lukt. Dave valt op de harde, koude stenen. Harry baant een weg naar mij toe. Ren weg! Roept mijn geweten, maar weer ben ik vergeten hoe ik moet wegrennen.

Ik hoor een auto starten vanachter Harry. Met een geschokte blik en open mond kijk in de richting. “Niet doen, Dave!” Gil ik. “Ik ben Harry.” Zegt hij met een grijns. “Harry, kijk-“ Te laat. Harry is geraakt door zijn eigen auto. Met open mond kijk ik in de auto die met remsporen stil word gezet. Dave bestuurde de auto.

“Shit!” Schreeuw ik als ik bij Harry neerkniel. Dave snelt uit de auto, maar blijft verstijft staan als hij beseft wat hij zojuist gedaan heeft. Hij heeft Harry aangereden. “Dave, hoe kon je dit doen!?” Schreeuw ik als ik naar hem toe loop en hem goed doorelkaar schud.

“Geen idee. Ik was verward. Hij wilde je pijn doen, hij wilde mij pijn doen. Hij moest gewoon worden gestopt.” Ratelt hij opeens allemaal achter elkaar. Tranen springen in mijn ogen. Dit was totaal niet de bedoeling. En ik weet dat Dave er ook zo over denkt.

“Oh my God. En nu?” Zeg ik snikkend. Ik ren naar Harry en kniel naast hem neer. “Harry.” Zeg ik zacht terwijl er tranen over mijn wangen stromen. Ik schud hem zachtjes heen en weer. Misschien heeft hij wel iets gebroken.

“Hoe hard reedt je wel niet!?” Schreeuw ik naar Dave. Ook al was, of is Harry in zo’n korte tijd niets meer voor me gaan betekenen. Dit kan ik hem niet aandoen. Als hij hier nu terplekke doodgaat, kan ik denk ik niet verder leven.

“Dave! Geef antwoord!” Schreeuw, gil en huil ik tegelijkertijd. Sommige mensen komen de straat op gelopen. Iedereen gaat het straks zien. Hoe wij iemand hebben vermoord. Maar hij is nog niet dood. Ik controleer zijn hartslag. Geen. Dit kan toch niet waar zijn…

“Ik reed bijna dertig.” Zegt Dave lijkt wel kalm als hij tegenover Harry neerknielt. “Hoe kan je nu kalm zijn? Hij is dood.” Zeg ik paniekerig. “Rustig aan. Hij is niet dood.” Dave voelt in Harry zijn nek naar een hartslag. Ik houd mijn handen voor mijn ogen als er een waterval uit mijn ogen springt.

“Geen. Hartslag.” Zegt Dave met korte pauzes tussen de twee woorden. Hij staart zielloos voor zich uit. “Dave, zeg me asjeblieft dat we g-geen moordenaars z-zijn.” Huil ik. Ik kijk hem met natte ogen en een droge mond aan. Dave schud langzaam zijn hoofd.

“We zijn moordenaars.”

// sorry \\

ForgetWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu