Hoofdstuk 21 - Donderdag, marktdag

46 8 19
                                    

'Donderdag, marktdag.'

Met die woorden leunt Jesse tegen de deurpost van de keuken aan. Marijn kijkt op en gebaart naar de tassen in haar hand. 'Klopt, ik ga zo die kant op.'

'Ik ga met je mee.'

Marijn bevriest in haar bewegingen. 'Waarom?' Oeps, dat kwam er vrij heftig uit.

'Omdat je weer vol aan het werk bent, terwijl je eigenlijk in bed zou moeten liggen.'

Marijn zucht. 'Ik ben allang weer gezond hoor.'

'Ik draag de tassen,' zegt Jesse. Zonder zich wat van haar protesten aan te trekken pakt hij ze uit haar hand en gaat haar voor naar haar auto. 'Zal ik rijden?'

'Niemand behalve ikzelf zit ongestraft achter het stuur van mijn auto.' Is de "nee" duidelijk genoeg? Jesse grinnikt en gaat zonder enige problemen op de bijrijdersstoel zitten.

'Wat heb je allemaal nodig?' begint hij vervolgens over koetjes en kalfjes te praten.

'O, het een en ander,' zegt Marijn. Zij kan ook vaag doen. 'Eten en drinken.'

'Daarvoor moet je op de markt zijn,' merkt Jesse wijs op.

Onwillekeurig begint Marijn te lachen. 'Goed ding dat we die kant op gaan,' knikt ze.

'Hoe bevalt het tot nu bij ons?'

Volgens Marijn zijn ze nu bij een serieuzer onderwerp terechtgekomen. Hoe zal ze daarop reageren?

'Wil je het echte of het beleefde antwoord?'

'Ga maar voor het echte.'

Goed, dan zal hij het krijgen ook. 'Ik had jullie rijkelui wel als verwende nesten ingeschat, maar niet zó overdreven,' begint ze. 'Jullie zien anderen niet als mensen, maar als... weet ik veel. Huisdieren ofzo. Plábs.' Dat "plebs" spreekt ze met een zwaar vormelijk accent uit.

'Verwende nesten,' zegt Jesse, die dat blijkbaar als enige heeft opgevangen. 'Ben ik ook een verwend nest?'

Marijn denkt even na. Intussen laveert ze door de straten van Badena totdat ze bij de parkeerplaats naast de markt aankomt.

'Neu, jij valt wel mee.'

'Bedankt voor het compliment, denk ik,' lacht Jesse zuinigjes. Als Marijn behendig een parkeerplek opeist en de motor uitdoet, leunt hij met zijn elleboog op haar stoel en komt daardoor automatisch dichterbij. 'Ik ben dus de reden dat je nog wil blijven?'

Marijn keert zich naar hem toe en schrikt als blijkt dat hij dichterbij is dan ze dacht. Haar adem gaat snel en haar ogen verwijden zich iets. 'Eh...'

Waarom is het zo moeilijk om uit haar woorden te komen?

Wat vroeg hij ook alweer?

'Het betaalt goed,' ontwijkt ze het onderwerp.

Jesse kijkt omlaag en voordat ze beseft wat hij doet, heeft hij haar riem los geklikt. In plaats van hem gewoon los te laten, zoals zij zelf zou doen, begeleidt hij de gordel helemaal terug. Marijn wordt ineens geconfronteerd met zijn gezicht heel dicht bij het hare. Zijn donkere ogen staren intens in die van haar en het lijkt even alsof de tijd stilstaat. Ze slikt moeizaam.

Zijn vingers komen dichterbij, totdat ze haar gezicht bijna raken. Hij aarzelt. Hoe lang hij zijn hand precies in die houding houdt, weet ze niet. Dan veegt hij voorzichtig een lok uit haar gezicht en strijkt hem achter haar oor.

Sidderend haalt ze adem. Hoe krijgt hij het voor elkaar om haar hart met die simpele beweging op hol te jagen?

Ze kucht om haar ongemak te verbergen. Hoewel ze haar hoofd nauwelijks verder naar achteren kan drukken, doet ze dat wel. In dezelfde beweging opent ze haar portier en duikt praktisch van hem weg.

Het is buiten al heel warm, wat de enige reden is van haar rode wangen.

'Marijn.'

Gehaast draait ze zich om.

'Vergeet je niet iets?' Jesse wijst naar de auto, een klein glimlachje op zijn gezicht.

'De tassen,' beseft Marijn zich. En misschien is het ook wel handig om de auto daarna op slot te doen, hoewel niemand in Badena zich waarschijnlijk zal verwaardigen om iets te stelen uit een auto die er zo aftands uitziet als haar grote trots.

Haastig rent ze terug, waarbij ze zorgvuldig om hem heen slalomt. Het zorgt voor een déjà vu. Ze hebben al eerder op deze manier om elkaar heen gedraaid. Haar wangen worden een tintje roder, wat uiteraard puur aan het weer ligt.

***

Ze voelt zich heel degelijk als ze even later samen over de markt slenteren. Jesse staat erop dat hij de volle tassen draagt, waardoor zij de vrijheid heeft om de beste vruchten en de lekkerste dranken uit te zoeken. De marktkooplui zorgen zoals altijd voor een fijne sfeer, al moet ze zeggen dat ze vandaag iets teveel insinuerende opmerkingen maken over hen samen. Als ze alleen is, heeft ze daar nooit last van.

'Heel goed, meisje,' knikt een vrouw van middelbare leeftijd haar op dat moment toe. Ze beheert een kraam waar panty's, sokken en andere veel te warme kledingstukken uitgestald hangen. 'Laat je vent alles maar dragen, tegenwoordig bestaan er bijna geen heren meer.'

Marijn lacht ongemakkelijk. Ze weet niet goed hoe ze met deze situatie moet omgaan. Stiekem gluurt ze naar Jesse, die ook naar de vrouw lacht.

'U heeft helemaal gelijk,' antwoordt hij haar ernstig. 'Ik vind dat we iets meer naar een ander om moeten kijken. We leven vandaag de dag allemaal langs elkaar heen.'

Marijn haalt haar neus een beetje op als ze hem aanstaart. Hoe oud is hij, dertig ofzo?

Jesse ziet haar kijken en schiet in de lach. Alsof er niks aan de hand is, slaat hij een arm om haar heen.

Dat hij daar nog ruimte voor heeft, met alle zware tassen die hij inmiddels draagt.

Maar dat is de laatste zinnige gedachte van haar. Ze heeft het gevoel alsof zijn arm een gat in haar schouder brandt, zo is ze zich van zijn aanraking bewust.

Ze wiebelt wat met haar schouder, maar hij geeft geen krimp. Zonder op haar te letten, blijft hij maar met de vrouw over "de goede oude tijd" praten.

Jesse is eenentwintig jaar oud. Alsof hij weet waar hij het over heeft.

Zodra ze een stap opzij zet, klemt hij haar steviger tegen zich aan. Ze wil net protesteren als hij zich dichter naar haar toebuigt en zacht zegt: 'Nog heel even.'

Met een laatste groet neemt hij uiteindelijk afscheid van de koopvrouw. De vrouw wiebelt zo hard met haar wenkbrauwen, dat die nu wel los moeten zitten.

Knus lopen ze verder, totdat Marijn het zat is. 'Is er een reden dat je me zo vasthoudt?' informeert ze liefjes.

'O, nee. Eigenlijk niet. Ik vind het wel prettig zo. Jij dan?'

Door dat antwoord wordt alle wind haar uit de zeilen genomen. Verbluft zwijgt ze even voordat ze hem zacht antwoordt: 'Het is te warm.'

Haar hele lijf gloeit, dus ze spreekt zonder meer de waarheid.

Waarom voelt het als een verlies als hij zijn arm uiteindelijk van haar afhaalt. Ze draait een beetje verloren met haar schouders. Om zichzelf af te leiden, kijkt ze naar haar boodschappenlijstje.

'O, ik heb alles al,' beseft ze. Dat ging snel. 'Alleen nog wat ijs, daarvoor moeten we naar de salon in de Bazaar.'

'Zullen we deze spullen in de auto leggen en eerst een terrasje pakken?' stelt Jesse voor. 'Je hoeft toch niet gelijk terug?'

Door de manier hoe hij zijn vragen stelt, vindt ze het moeilijk om hem te weigeren. In principe hoeft ze niet gelijk terug, het mooie aan haar baan is dat ze haar eigen werktijd in kan delen zolang het eten maar op tijd op tafel staat.

'Kom, dan trakteer ik je op een ijsje,' vat Jesse de koe bij de horens. Ze heeft overduidelijk te lang geaarzeld.

Inwendig schouderophalend loopt ze achter hem aan. Sinds wanneer heeft hij de leiding over haar uitstapje? Toch vindt ze het niet erg.

'Gelijk ijs na het ontbijt?' vindt ze dan toch een puntje van kritiek.

'Je leeft maar een keer.'

Wat waar is. 

De weg van de liefdeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu