Deel 1: 1. Poppenhuis

8 1 0
                                    

Ze kwamen me halen toen ik 7 was, maar de heksen hadden me daarvoor al jaren beïnvloedt. Ze vertelden me dat ik hun redder was, hun enige hoop. Ik zou bijzonder zijn, dat vertelden ze me, al wist ik zelf niet waarin. Twaalf jaar lang hadden ze me nu opgeleid en getraind, zonder me ooit te vertellen waarvoor. "Dat komt wel," zeiden ze als ik ernaar vroeg, maar het kwam nooit.

Ik vroeg vaak dingen. Dat irriteerde ze. Soms sloegen ze me, maar ik moest het antwoord weten. Vooral op één specifieke vraag: "Waar zijn mijn ouders?"

Ik herinner me niet veel van de dag dat ze me meenamen. Het was avond, dat weet ik nog, en er was een hoop geschreeuw, vooral van mijn moeder. Ik snapte destijds niet wat er aan de hand was, maar ze sloegen mijn moeder en daarom verzette ik me.

Het maakte niks uit. Ze grepen mijn armen vast met hun ijskoude handen en sleurden me mee hierheen, naar een fort middenin de Franse Alpen. Het lag in een bos wat ze "la Fôret Noire" noemden, wat naar mijn idee gewoon "het zwarte bos" betekende in het Frans. Een vrij cliché naam voor een woud waarin heksen wonen, als je het mij vroeg.

Het fort was oud, heel oud. Niemand wist precies hoe oud, maar er werd gezegd dat het in de 9e eeuw al bestond. De enige reden waarom het nu nog steeds overeind stond, was de magie van de heksen.

Ze sleepten me mee naar het bovenste puntje van het fort. Het was een toren die in het midden van de binnenplaats stond. Een soort donjon, maar dan hoger en in een cilindervorm. Het klinkt een beetje als Rapunzel, maar je zal merken dat in dit verhaal geen prins op een wit paard voorkomt die me komt redden.

Eerst dacht ik van wel. Ik wachtte tot iemand me kwam bevrijden. Maar de jaren verstreken en niemand kwam me halen. Nu, 12 jaar later, zou waarschijnlijk niemand zich mij meer herinneren.

Misschien dat ik een griezelverhaaltje was geworden, waarvan zelfs de kinderen niet geloofden dat het echt was gebeurd. Het verhaal over het meisje dat werd meegenomen door de heksen en als je niet braaf luisterde naar je ouders, kwamen ze ook voor jou.

Maar het was wel echt, en ik zat hier nog steeds.

Ze hielden me niet meer opgesloten. Ze zouden het ook niet meer kunnen trouwens. Ik was zelf een heks geworden. Wie me probeerde op te sluiten zou het met de dood moeten bekopen.

Het was ook niet nodig. Ik zou niet proberen te vluchten en dat wisten de heksen ook. Waar zou ik heen moeten gaan? In mijn oude dorp zou ik op de brandstapel worden gezet. Ze zouden me niet geloven als ik zei dat ik was ontsnapt, en de enige mogelijke reden dat de heksen me hadden vrijgelaten zou zijn om ze te vermoorden. Dat betekende dat ik zo snel mogelijk uitgeschakeld zou moeten worden.

Belachelijk dat de mensen dachten dat ze zo belangrijk waren dat de heksen de moeite zouden nemen ze uit te schakelen, hoe naïef! Het was bijna schattig.

Natuurlijk zou ik ze met één handbeweging uit kunnen schakelen. Het hele dorp, zodra er iemand een vinger naar me durfde uit te steken. Maar wat was het punt? Dan had ik nog steeds niks. Hier of daar, het maakte niks uit. Alleen zou ik toch wel zijn en daarom bleef ik.

Misschien nam ik ooit wel deze verrotte plaats over. 'Raven, de Heksenkoningin.' Ik kon me de gezichten al voorstellen wanneer ik het hoofd van de huidige koningin afhakte. Eindelijk zou ik mijn wraak krijgen.


Mijn gedachten werden ruw verstoord door een klop op mijn deur.

"Wat?" gromde ik.

De deur ging een stukje open en een smal, bang gezichtje werd zichtbaar. Het was Tamara, mijn dienstmeisje. Een gewoon mensenmeisje dat doodsbang voor me was.

Het was leuk om haar te plagen. Zodra ik begon over de mogelijkheden om haar te straffen als ze het niet goed deed, werd ze helemaal bleek. Heel schattig.

Ik liet een geniepig glimlachje over mijn mond kruipen en zorgde ervoor dat ze het zag.

"Lieve Tamara, kom toch binnen! Wat enig dat je me met je sprankelende gezelschap komt verblijden," zei ik poeslief.

Tamara's gezichtje werd nog een tint bleker terwijl ze voorzichtig een half stapje naar voren zette.

"I.. ik moest je v.. van d.. de ko.. koningin roepen." Trillend stond ze daar naar de grond te kijken, die zwakke ziel.

"Vertel haar maar dat ik er wel een keer aankom." Meteen was mijn stem weer chagrijnig.

Snel knikte Tamara en ze haastte zich weg.

Kreunend kwam ik overeind op mijn bed. Het was 2 uur 's middags, maar dat maakte niks uit. Ik deed wat ik wilde en als dat betekende tot 2 uur in bed liggen, dan was dat zo.

Behalve als die stomme koningin weer eens besloot dat ze me nodig had. Zij riep en wij kwamen en ooit zouden de andere heksen dat ook voor mij doen. En reken er maar op dat ik ze rotklusjes zou geven.

Sylvana heette ze, de huidige koningin. Wat een stomme naam. Ik zou mijn kinderen nooit zo noemen. Niet dat ik ooit kinderen zou krijgen. De heksen hadden me onvruchtbaar gemaakt, kennelijk een noodzakelijk kwaad in ruil voor magie en bijna onsterfelijkheid.

Niet dat ik anders kinderen had gewild. Die vieze handjes die ze eerst in hun mond stopten en daarna letterlijk alles mee aanraakten. Nee, geen behoefte aan.

Kordaat sloeg ik mijn benen over de rand van het bed en stond op. Ik liep naar de dubbele deuren van mijn balkon en liet ze met mijn magie open slaan. Als de koningin die ik ooit zou worden schreed ik mijn balkon op en nam mijn omgeving in me op.

Onder me, op de binnenplaats, krioelde het van de dienstjongens en -meisjes die zo snel mogelijk hun taken uitvoerden, bang voor de toorn van de heksen. Daar tussendoor liep af en toe een heks, met haar zwarte mantel achter zich aan wapperend terwijl het pad als vanzelf voor haar werd vrijgehouden.

Ik haalde diep adem en voedde me met de geur van angst die hier continu hing. Mijn mondhoeken vormden mijn geniepige glimlachje en een beetje vrolijker liep ik weer naar binnen.

Uit de bak naast mijn bed greep ik een handvol lollies en begaf me richting de badkamer. Terwijl het bad volstroomde, wikkelde ik langzaam het papiertje van een donkerpaarse lolly af. De smaak was bosbes, het fruit der heksen.

Ik stopte de lolly in mijn mond en pakte een van mijn bloedrood- met zwarte badbommen, met geur van bloed en dood. Natuurlijk hadden heksen ook gewoon aardbei badbommen, maar ik was van mening dat als je dan heks was, je je ook zo moest gedragen, inclusief bloedbadbommen.

Ik gooide de bom in het bad, waar hij ontplofte. Letterlijk ontplofte. Die normale badbommen van mensen waren zo saai. Ze heetten dan wel bommen maar ze ontploften helemaal niet. Daar hadden de heksen iets aan gedaan.

Soms verwisselden we hun badbommen met de onzen. Het geschreeuw van iemand die rustig in bad wil gaan en dan ontdekt dat zijn badbom ontploft is onbetaalbaar.

Kauwend op mijn lolly liet ik me in het bloedrode bad zakken. Ik sloot mijn ogen een stelde me voor dat ik over het bos vloog. Vrij als een vogel, zonder naar iemand te hoeven luisteren.

Ontsnapt aan de WraakWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu