27. Volgers

3 1 0
                                    

's Nachts lag ik te woelen in mijn slaapzak. Mijn gedachten raasden zo snel dat ik het zelf niet eens bij kon houden, laat staan in slaap kon komen. Ze gingen van Kye en zijn plan, zo geheimzinnig en dwaas dat ik achterdochtig was, naar opwinding dat ik eindelijk een pad had om te volgen, naar Cobe's grote ogen die me verdrietig en beschuldigend aankeken.

Niet dat Cobe me überhaupt ooit zo had aangekeken, ondanks dat ik het vaak had verdiend. Het was slechts hoe ik me inbeeldde dat hij zou kijken als hij van mijn plan zou horen.

Ik zuchtte en draaide op mijn andere zij. Het had geen zin om aan Cobe te denken. Hij was weg. In plaats daarvan probeerde ik met alle macht aan de woede en haat vast te houden die me mijn hele leven al hadden gevoed. Ik probeerde dat gevoel weer op te wekken, het gevoel alsof ik dood was van binnen en niks me iets deed. Even lukte het, maar zodra ik mijn gedachten ontspande, zakte het weer weg. Kennelijk was het waar dat je 's nachts je ware gevoelens onder ogen moest komen.

Ik gromde gefrustreerd en wenste dat de ochtend zo snel mogelijk zou komen zodat ik me weer achter mijn masker kon verbergen.

In de verte vloog een vogel op. Hij cirkelde even boven ons kamp voordat hij over de boomtoppen weg scheerde. Ik volgde hem met mijn ogen, terwijl even verderop, een paar meter van de eerste, nog een vogel opschrok en wegvloog. Ik fronste. Dit klopte niet.

Met mijn hand op mijn robijnen navelpiercing concentreerde ik me met mijn laatste restje magie op mijn omgeving. Ondanks dat ik niet kon uitvogelen wat, merkte ik al gauw dat er iets veranderd was in het bos. We waren niet meer alleen.

Zo stil mogelijk stond ik op. Een voor een maakte ik mijn reisgenoten wakker, gebarend dat ze stil moesten zijn. Ze keken me vragend aan, maar waren meteen op hun hoede. Ik wees in de richting vanwaar de vogels waren opgevlogen en stilletjes pakten we onze spullen en verdwenen we het bos in, ons verschuilend in de schaduwen.

We liepen door en door, snel maar stil. Ik zag de angst in de ogen van de mensen, die niet wisten wat er aan de hand was. Opnieuw legde ik mijn hand op de robijn en scande ik de omgeving. Er was nog steeds iets raars, en in plaats van verder weg leek het alleen maar dichterbij te zijn gekomen.

Angst sloeg om mijn hart. Het was voor het eerst dat ik niet wist wat of wie er achter ons aan zat, of het een vriend of vijand was, en ik was nog nooit zo bang geweest. Voor de zoveelste keer vervloekte ik mezelf dat ik mijn stenen had weggegooid.

Ik gebaarde naar de rest dat ze op moesten schieten, en sneller en sneller manoeuvreerden we ons door het bos. Echter, met elke stap die we zetten, voelde ik hoe het dichterbij kwam. Ik werd steeds banger en raakte gefrustreerd over mijn eigen onvermogen. Ik begon te snauwen tegen de mensen dat ze op moesten schieten en wisselde verontruste blikken met Kye.

Schichtig keek ik achterom, kijkend of de anderen al tussen de bomen te zien waren. De entiteit was nu zo dichtbij dat dat bijna zou moeten. Het meest angstaanjagende was dat ze precies dezelfde richting in gingen als ons, zelfs als we zigzagden. Het was duidelijk dat ze onze aanwezigheid ook voelden, en dat wij hun prooi waren.

Plots voelde ik iets koels in mijn hand en verschrikt keek ik op. Kye liep vlak naast me en keek me betekenisvol aan, alsof hij me iets wilde vertellen. Doordat ik achterom had gekeken waren we iets achtergebleven van de rest, die nog steeds zo snel mogelijk door het bos raasden.

Kye knikte naar onze handen en ik keek naar beneden. Wat ik had gevoeld was een grote, donkergroene edelsteen, sprankelend van magie, die Kye in mijn handen duwde.

Vol ongeloof keek ik hem aan, verontwaardigd dat hij had gedaan alsof hij niks bij zich had. Hij grinnikte vaag en knikte met zijn hoofd naar achter mij, als een teken dat ik op moest schieten. Ik knikte en draaide me om.

Het bos was donker en kalm, maar ik wist dat dat slechts schijn was. Ik sloot mijn ogen en concentreerde me op de magie in de agaat, want dat was wat de steen was. Ik dronk het langzaam in me op en voelde hoe mijn krachten terugkwamen.

Ik voelde Kye achter me wegrennen, af en toe blikken achterom werpend terwijl hij zich afvroeg wat er zou gebeuren. Ik glimlachte. Dit. Dit zou er gebeuren.

Ik zoog de steen helemaal leeg en het voelde alsof ik zweefde. Na zo lang magie-arm te zijn geweest, voelde de energie die nu door mijn aderen stroomde als een drug. Ik verschoof mijn focus naar het bos voor me en algauw vond ik wat ik zocht.

Heksen. Zo'n 7.

Zoals ik al had verwacht waren ze van mijn coven en hadden ze mijn spoor gevolgd. Echter, nu merkte ik dat ze onrustig werden. Ze voelden dat mijn magie was toegenomen en vroegen zich af wat er aan de hand was. Mijn glimlach werd nog breder.

Met een kleine beweging van mijn hand liet ik het bos oplichten, zodat de heksen, die nu nog slechts een paar meter bij me vandaan waren, in de schijnwerpers kwamen te staan. Verbaasd bleven ze staan, tot ze mij zagen.

Ik glimlachte breed naar ze en zwaaide, nodigde ze uit om het tegen me op te nemen. Even keken de heksen elkaar vertwijfelt aan, totdat ze zich leken te realiseren dat ik net nog helemaal geen magie had gehad, dus dat ik nu ook nog niet zo sterk kon zijn.

Dat hadden ze mis. De steen die Kye me had gegeven was ontzettend sterk en ik was zelf vrij getalenteerd. Ik maakte in gedachten een aantekening dat ik hem echt moest vragen waar hij die in godsnaam vandaan had. Maar goed, dat was iets voor later. Waar het nu om ging was de magie die door mijn aderen raasde en niet kon wachten om te worden gebruikt.

Ik liet de heksen een paar stappen op me afkomen, voordat ik aanviel. Een enorme windvlaag wierp ze naar achteren, en ze schreeuwden terwijl ze met kracht tegen bomen en struiken gesmeten werden.

Vermaakt keek ik naar het tafereel. De windvlaag was krachtiger geweest dan ik had bedacht en ik vermoedde dat ik een aantal botten had gebroken. Jammer, dan kon ik minder lang met ze spelen.

Het duurde even voordat de eerste heksen langzaam begonnen op te krabbelen en ik wachtte geduldig. Twee heksen begonnen eerst hun aanval. Ik ontweek met gemak een boomtak die naar beneden viel, terwijl ik mentaal een krachtscherm gericht op mijn geest afweerde. Ik lachte terwijl ik ze spottend aankeek. Mijn blik sprak boekdelen. Is dat alles wat jullie hebben?

Met een sierlijke beweging van mijn arm manipuleerde ik de begroeiing en de wind en vormde ze samen tot een machtig zwaard dat de benen van de twee heksen onder hen vandaan sloeg en botten verbrijzelde. Ze schreeuwden het uit terwijl ze op de grond vielen. Ik had echter geen tijd om mijn overwinning te vieren, want ondertussen waren drie andere heksen bijgekomen en begonnen hun aanval.

Helaas voor hen, ze kregen de tijd niet om wat ze ook hadden bedacht af te maken, want binnen enkele tellen had ik de gedachtes van twee van de heksen overgenomen en liet ik ze elkaar aanvallen. Tegelijkertijd liet ik de longen van de derde volstromen met water totdat ze stikte. Ik lachte zelfingenomen.

Een zesde heks dacht me van achteren te kunnen verrassen, maar ik ontweek op het laatste moment de ijsspeer die op het punt stond zich in mijn hoofd te boren. Ik wierp een onzichtbare lasso naar haar toe die zich om haar enkels wikkelde en haar ondersteboven naar me toe trok tot ze voor me in de lucht bungelde. Met mijn hand stuurde ik haar een luchtkusje, voordat ik haar ver weg slingerde. Tot nooit meer ziens!

"Pas op, de laatste!" riep een stem achter mij.

Ik keerde me naar de laatste heks, die met een geconcentreerd gezicht naar me keek. Ik voelde een ongemakkelijk gevoel in mijn maag dat al snel in een stekende pijn veranderde. Ik hapte naar adem en onderdrukte de neiging om dubbel te klappen. De pijn negerend verzamelde ik mijn magie en haalde uit.

Er klonk een luide plop en even leek de tijd stil te staan, de heks en ik elkaar indringend aanstarend. Toen werden de ogen van de heks rood en begon bloed uit haar oren en neus te stromen. Ze zakte in elkaar, dood.

Tevreden keek ik naar het slagveld, en ik klopte mijn handen af aan mijn broek. Niet omdat ze vies waren, maar meer voor de show. Met een zelfingenomen blik draaide ik me om naar Kye, die halverwege het gevecht terug was gekomen om te kijken. Ik trok mijn wenkbrauwen naar hem op.

"En, goedgekeurd?"

Kye knipperde even met zijn ogen en vroeg verward: "Wat?"

Ik glimlachte lieflijk. "Denk je dat ik een volwaardige partner ben voor je plan?"

Kye keek me even bleekjes aan en knikte toen verdwaasd. "Ja. Ja, ik denk het."

Ontsnapt aan de WraakWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu