Deel 2: 20. Door het Bos

4 1 0
                                    

Ik rende door het bos, angstig om me heen kijkend. Ik zag nog niks, maar ik hoorde hoe ze dichterbij kwamen. Mijn adem schuurde in mijn keel en mijn hart bonkte hard. Ik was uitgeput en wist dat ik het niet lang meer vol zou houden.

Paniekerig keek ik om me heen, zoekend naar iets om me achter te verschuilen. Links van me was een wat grotere struik en ik dook erin. De takken schuurden over mijn armen en gezicht. Ik hoorde iets scheuren en zag dat de mouw van mijn shirt in flarden hing. Ik vloekte, maar bewoog me niet langzamer. Ik had weinig tijd voordat mijn achtervolgers er zouden zijn.

Een paar stappen de bosjes in, hurkte ik om me zo klein mogelijk te maken, terwijl een andere tak mijn wang openhaalde. Zo stil als ik kon verborg ik me, terwijl ik amper durfde te ademen.

Ik hoorde voetstappen in het bos en het geruis van verplaatsende struiken. Er klonk geen geroep of gepraat. De heksen hadden dat niet nodig om met elkaar te communiceren.

Ik kneep mijn ogen dicht en hoopte met heel mijn hart dat ze me niet zouden ruiken of voelen. In de afgelopen dagen was mijn magie in zo'n mate afgenomen dat mijn aanwezigheid waarschijnlijk niet meer voelbaar was, maar zeker wist ik dat niet. Ik was namelijk de eerste die ooit op deze manier afstand had gedaan van mijn magie.

Het geruis kwam dichterbij en ik hield mijn adem in. Ik maakte me klaar om te vechten. Als ze me zouden vinden zou ik me niet zomaar overgeven. Ik zou mijn wraak niet opgeven.

Echter, het was niet nodig, aangezien het geruis al snel verder weg klonk. Opgelucht haalde ik adem. Even wachtte ik nog, voordat ik zachtjes opstond en wegliep in de tegenovergestelde richting.

Geruisloos bewoog ik me door het bos. Ondanks dat mijn magie zo goed als verdwenen was, was ik het ritme van het bos niet vergeten en ik ging er moeiteloos in mee.

Ik dacht dat ik veilig was, tot ik ineens hard in mijn hoofd "daar" hoorde.

Onmiddellijk begon het bos weer te ruisen. De heks die in de spanning van de jacht teveel kracht in haar mentale boodschap had gelegd, kwam vanuit de schaduwen op me af gerend.

Meteen sprintte ik al vloekend weg. Ik was weer te onvoorzichtig geweest. Ze hadden me waarschijnlijk in de maling genomen met de geluiden van voetstappen, terwijl ze zelf ergens anders liepen. In ieder geval was ik nog lang niet van de coven af, en die rende nu dichterbij dan ooit achter me aan.

Op deze manier kon ik me ook niet meer verstoppen, bedacht ik paniekerig. Ik vloekte en vloekte, terwijl ik happend naar adem probeerde genoeg lucht binnen te krijgen.

Ik zou het nooit volhouden, wist ik. Mijn conditie was te slecht. Binnen een paar minuten zou ik moeten stoppen, terwijl de heksen nog urenlang door konden gaan.

Maar ik kon het niet opgeven, riep ik mezelf toe. Ze mochten me niet pakken! Ik had mijn wraak nog niet gehad. Ik had Sylvana nog niet vermoord.

Wanhopig probeerde ik een oplossing te bedenken, toen plots iets mijn arm vastgreep. Ik slaakte een kreet van schrik en angst, maar de schreeuw werd gedempt door een hand die over mijn mond werd geslagen.

Hard kwam ik op de grond terecht en ik probeerde me uit alle macht los te worstelen uit de armen die me stevig vasthielden. Het lukte me mijn gezicht naar boven te draaien en ik zag muren van zand rondom me oprijzen. Voor het kleine stukje bladerdak dat ik kon zien, doemde het gezicht van een man op.

Helaas, voordat ik de man goed in me op kon nemen voelde ik een harde klap tegen mijn slaap. Zwarte vlekken vormden zich voor mijn ogen terwijl ik mijn bewustzijn verloor.


Vaag hoorde ik stemmen en een golf van duizeligheid en pijn overviel me. Ik vocht tegen de neiging om te kreunen en hield me doodstil terwijl ik wachtte tot ik me iets beter voelde. Geleidelijk werden de stemmen duidelijker naarmate ik verder bij bewustzijn kwam en ik kon de geur van een kampvuur onderscheiden.

Ik had geen moeite me te herinneren wat er was gebeurd. De heksen die me achtervolgden en toen de hand die me plotseling ruw omlaag had getrokken. Ik herinnerde me ook nog helder het gezicht van mijn overvaller. Het was een man geweest, en dus geen heks. Ik vroeg me af wie hij was en, voornamelijk, waarom hij me gevangen has genomen.

Zonder me te bewegen om te voorkomen dat ik verraadde dat ik wakker was, probeerde ik het gesprek op te vangen. Er waren twee mannelijke stemmen en een vrouwelijke. Hun toon verbaasde me. Die was ongedwongen en gemoedelijk, alsof ze niet net een heks gevangen hadden genomen.

De mannelijke stemmen leken de vrouwelijke stem te pesten, welke op haar beurt deed alsof ze verontwaardigd was. Echter, ik kon in haar stem een onmiskenbare lach horen. De drie moesten goede vrienden zijn.

"Hoe durf je! Ik kan tenminste een konijn aan, Liam, in tegenstelling tot jou!" riep het meisje.

Fronsend probeerde ik de situatie te analyseren. Deze personen klonken niet heel bedreigend en bovendien menselijk. Waarom zou een stelletje mensen mij gevangen nemen? Er bestond geen mogelijkheid dat ze een heks zoals ik gevangen konden houden. Waren ze zo hoogmoedig dat ze het toch probeerden?

De jongen waarvan ik aannam dat het Liam was maakte een kreunend geluid, terwijl het meisje en de andere jongen lachten.

"Tja, die zit Liam. Als ik zelf op iemand zou wedden, zou ik denk ik ook voor Ysbel gaan."

Diep van binnen voelde ik een steek van jaloezie om hun onbezorgde manier van praten. Was dit hoe het was om een mens te zijn? Kletsen met vrienden alsof er niks aan de hand was? Zou ik ook zo zijn geweest als de heksen me niet hadden ontvoerd? Zou ik de duisternis van deze wereld hebben genegeerd en lachend hebben gedaan alsof ik gelukkig was?

Ik schudde de gedachte snel van me af. Natuurlijk zou ik niet zo naïef zijn, ik was slimmer dan dat. Alleen domme mensen konden zo hun kop in het zand steken, en dat was waarom ik er geen was.

"Prima!" reageerde Liam ondertussen. "Als Ysbel alles zo goed kan, mag ze ook met de meid dealen."

Ik spitste mijn oren. Dit ging over mij.

"Dat heeft niks met vechten te maken!" protesteerde Ysbel's stem.

"Ik denk dat het een goed idee is, ze zal bang zijn en jij bent de enige vrouw van ons." Dit sprak een nieuwe, kalmere stem. Ook deze stem was mannelijk en hij klonk serieuzer dan de anderen.

Zijn woorden verwardden me alleen maar meer. Waarom zou hij denken dat ik bang was? Heksen voelden geen angst, en al helemaal niet voor een paar nutteloze mensjes. Zij zouden juist bang voor mij moeten zijn!

Even was het stil, tot Ysbel luidruchtig snoof. "Jij bent degene die haar heeft meegebracht, waarom is het nu ineens mijn probleem?"

Toch klonk er geschuifel en ik hoorde een paar voetstappen me voorzichtig benaderen. Vlug schoot ik overeind en stak mijn handen verdedigend op naar deze Ysbel, klaar om voor mijn leven te strijden. 

Ontsnapt aan de WraakWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu