7. Toorn

5 1 0
                                    

INFORMATIE OVER DE INHOUD: Dit hoofdstuk bevat milde weergaves van seksueel geweld en misbruik. Onthoudt dit graag tijdens het lezen en zorg goed voor jezelf.

--------------------------------------------

Ik knielde voor Cobe neer en fluisterde zijn naam. De magie omhulde me als een zwarte wolk van woede en haat. De naam echode door de doodstille kamer, elk ander geluid gedempt door die golvende magie. Ik herhaalde hem, keer op keer, als een kinderrijmpje dat zo onschuldig klonk maar stiekem een angstaanjagende boodschap bevatte.

"Cobe, Cobe."

Cobe zag er ondertussen uit alsof hij een hartstilstand zou krijgen, puur van angst. Misschien kreeg hij dat ook wel. Dan zou het niet mijn schuld zijn, toch? Wat kon ik eraan doen dat mensen zo zwak waren? De koningin kon me dat niet verwijten.

Ik hoopte dat dat was wat er zou gebeuren, dan zou ik dit niet hoeven doen.

Maar ik wilde dit doen. Ik wilde hem vermorzelen zodat hij net zo leeg zou worden als ik. Maar dan leeg op een zwakke manier. Geen verzet, alleen maar droefheid. Mijn woede en wraak wilden het, eisten het.

Ik ging door. Mijn gezicht was vlak voor de zijne. Ik keek in zijn grote, bruine ogen. Mijn magie raasde, haalde naar hem uit, maar ik hield het tegen. Nog niet. Een vinger stak ik wel uit. Ik liet hem langs zijn kaak glijden, zoals ik had gedaan de eerste keer dat ik hem zag. Dichterbij, boog ik, en ik drukte mijn lippen op de zijne. Hij gaf niet mee, maar zich verzetten deed hij ook niet, verstijfd door angst. Ik kuste hem, trok hem met mijn handen om zijn middel dichter tegen me aan.

Een vinger had ik met de nagel tussen zijn ribben geprikt. Ik wist dat het hem pijn deed, daarom deed ik het, maar nog steeds zat hij als verstijfd.

Nu verzamelde ik wat magie.

Terwijl ik met mijn tong langs zijn lippen likte, likte ik met mijn magie langs zijn geest. Zijn mond bleef dicht, maar zijn geest kon hij niet beschermen. Mijn magie glipte zijn geest, zijn ziel, binnen. Ik speelde er mee, als een kat met een bol wol. Alles wat hij was, alles wat hij was geweest, en alles wat hij ooit kon worden, lag nu in mijn macht. Zo onbeschermd was het, zo kwetsbaar.

Ik zou het breken, dat wist ik. Over een paar seconden zou er niks meer van over zijn. Misschien een paar scherven van wat hij ooit was geweest. Nog een keer zou ik erin kijken, besloot ik. Anders was het toch ook zonde van zijn levenswerk. Misschien viel er nog wat plezier uit te halen.

Lichamelijk trok ik hem nog dichter tegen me aan. Hij rilde en opende zijn mond. Waarom begreep ik niet, maar ik voelde de drang om het te nemen en dus nam ik het.

Met mijn geest drong ik de zijne binnen. Ik zag zijn verleden. Zijn vader die hem had geslagen en zijn moeder die er niks tegen had gedaan. Zijn eerste vriendin die hij had aangetroffen terwijl ze seks had met iemand anders. Vrienden die hem hadden verlaten en gepest en alle verbittering die hij ooit had gevoeld. Maar ook zag ik hoe hij altijd had geglimlacht, altijd was doorgegaan en nooit had opgegeven. Hoe hij had geprobeerd het positieve te zien in elke situatie. Hoe hij daarvoor had gevochten. Hoe hij iedereen altijd had vergeven en had geprobeerd ieders leven net iets beter te maken.

Met een schok trok ik me terug uit zijn geest. Kennelijk had ik hem met mijn lichaam al losgelaten, want ik stond een aantal meter bij hem vandaan. Cobe keek me aan, verdwaasd door alles wat er net was gebeurt, en ik keek terug.

"Hoe?" vroeg ik hem. Tranen stroomden over mijn wangen. Ik wist niet waarom ik huilde en tegelijkertijd wist ik precies wat de reden was.

"Hoe wat?" stotterde hij, nog steeds in een trance.

Ik wilde antwoorden, opende mijn mond om het te doen, maar ik kon het niet. Dus sloot ik mijn mond maar weer.

Cobe fronste, probeerde het te begrijpen. "Wat is er gebeurd?" vroeg hij.

"Was je er niet bij?" antwoordde ik. Ik probeerde sarcastisch te klinken, maar het klonk alleen maar droevig. Ook de ijzige glimlach was niet zo ijzig als ik wilde, dus gaf ik het maar op. Verdrietig keek ik hem aan.

"Alles wat ze je hebben aangedaan. Waarom vergaf je ze? Hoe zie je het leven nog steeds zo positief?"

Cobe keek verbaasd. "Wie?"

"Je ouders, vrienden, iedereen. Mensen. Waarom ga je nog met ze om? Ze zijn verderfelijk en egoïstisch en je weet het."

Zijn gezichtsuitdrukking verzachtte. Alles wat er net was gebeurt, hoe ik hem had willen breken, hoe ik hem had gebruikt, hij keek me aan alsof het niks was, alsof we vrienden waren en het nooit was gebeurt.

"Mensen stellen altijd teleur. Hoe erg ze ook hun best doen het goed te doen, het lukt ze niet. Maar ze doen hun best en zolang ze dat blijven doen, geef ik ze een kans. Mijn ouders waren geen goede ouders, maar ze hielden van me en ik hou van hun."

"Ze sloegen je," fluisterde ik.

"Ja," antwoordde hij.

Ik keek hem aan, niet wetend wat ik moest zeggen en niet begrijpend. Toen draaide ik mijn rug naar hem toe en ging op de bank zitten.

"Je hebt je magie terug," zei Cobe.

Ik fronste, reikte naar mijn magie en liet de kleine kroonluchter die boven mijn salontafel hing draaien. Het kostte me geen enkele moeite. Abrupt stond ik op en keek Cobe aan.

"Je hebt gelijk," zei ik ademloos.

Ik verzamelde meer magie, liet de gordijnen waaien, stak alle kaarsen aan, liet de piano liedjes spelen en liet de meubels dansen. Ik lachte en sloeg mezelf inwendig voor mijn hoofd dat ik het niet door had gehad. Cobe stond te kijken naar het schouwspel, een zwakke glimlach op zijn gezicht.

Ik staarde hem aan. Hoe kon hij glimlachen na wat hij net had doorgemaakt? Voelde hij zich niet vreselijk? Hij zou zich vreselijk moeten voelen, toch? Net zoals hij zich vreselijk zou moeten voelen over wat hem vroeger was aangedaan.

Ik begreep hem niet. Cobe, zo'n eenvoudige naam maar zo'n ingewikkeld persoon. Maar ik wilde hem begrijpen, moest hem begrijpen. Nu ik heks was, wist ik alles, begreep ik alles. Dankzij de magie kon ik voelen wat iedereen dacht, waar alle dingen uit bestonden en wat in elk boek stond. Dankzij die geweldige magie die nu weer vol door me heen stroomde en werkte als een drug.

Ja, mensen snapte ik, want ik hoorde simpelweg wat ze dachten, wat ze voelden. Dat kon ik ook bij Cobe, en toch begreep ik hem niet. Hij was een puzzel die ik wilde, die ik moest ontrafelen.

Het trok me aan, zorgde ervoor dat ik hem om me heen wilde houden. Als onderzoek, misschien. Waarom anders? Ooit zou ik zijn geheim ontdekken en dan was ik klaar met hem, besloot ik. Maar nu nog niet.

Uiteindelijk stapte ik op hem af. Een begrijpelijke glimp van angst schoot over zijn gezicht, maar daarna was zijn blik vooral vol nieuwsgierigheid. Met een schouderophaal stak ik mijn hand uit en vroeg hem ten dans. Even bleef hij me verbaasd aankijken, tot hij mijn hand vastberaden vastpakte.

Het was ongemakkelijk eerst, maar hoe meer we gewend raakten aan elkaar en hoe minder serieus we het namen, hoe beter het ging. Uiteindelijk zwierden we lachend door mijn woonkamer, even vergetend wie en waar we waren. Even vergetend naar welk hel oord we de volgende dag zouden vertrekken.

Ontsnapt aan de WraakWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu