13. De Prijs

5 1 0
                                        

Voordat het licht de kans had de bosgrond te bereiken, begonnen de eerste vogels al te fluiten. Eerst een, toen viel een andere hem bij, totdat een waar concert me vertelde dat de ochtend eraan kwam. Even later streelden de eerste zonnestralen het puntje van mijn tent, waarna ze zich langzaam verder verspreidden.

Ik keek ernaar en volgde met mijn blik de paar verdwaalde vliegen die dachten dat dat licht hun naar de uitgang zou leiden. Maar zoals wel meer dingen in het leven kon het licht niet aan hun verwachtingen voldoen.

Even sloot ik mijn ogen en probeerde op te gaan in de laatste restanten van de nacht, maar net als de uren ervoor liet mijn hoofd het niet toe. De hoofdpijn was nog steeds vaag aanwezig, als een brommende vlieg in mijn achterhoofd die je net niet kan negeren. Dit was echter niet wat me wakker had gehouden.

De beelden van de vorige avond speelden zich opnieuw en opnieuw af in mijn hoofd. Ik analyseerde ze, probeerde hun betekenis te ontrafelen, maar zonder succes. Wat bedoelde Cobe? Waarom had hij gedacht dat ik anders was?

Ik was niet anders, of eerder, zoals hij later had gezegd, ik was een monster. Ik was anders dan andere heksen omdat ik slechter was, machtiger en meer verrot.

Maar iets in zijn stem, iets in zijn blik, zorgde ervoor dat dat niet was wat ik wilde zijn. Toen hij sprak over de manier dat hij me eerst zag, met een soort tederheid en melancholisch verlangen, wilde ik die persoon zijn. Ik wilde alles zijn waarvan hij dacht dat ik het kon zijn, zolang ik maar nooit meer dat intense verdriet en teleurstelling in zijn ogen hoefde te zien die gisteren over zijn blik was getrokken zodra hij had gedacht aan wat ik nu was.

Het was een belachelijk gevoel, een die ik niet kon plaatsen. Waarom gaf ik zoveel om wie hij dacht dat ik was? Ik wilde alles opgeven, alleen zodat hij me weer aan zou kijken met die tederheid in zijn grote bruine ogen. Zodat hij me in zijn armen zou nemen en me zou vertellen dat het goed was. Dat ik een goed persoon was, ondanks alles.

Ik draaide mijn hoofd opzij en keek naar Cobe, die weer naast me in het bed lag. Het licht was nu helder genoeg om de lijnen van zijn gezicht te kunnen onderscheiden. Elke keer dat ik hem zag verbaasde ik me over zijn kwetsbare menselijkheid, ook nu.

Ik realiseerde me dat mijn wens nooit zou uitkomen, omdat ik nou eenmaal geen goed persoon wás. Ik was een heks. Jarenlang had ik mezelf gevormd en getraind om te worden wie ik nu was. Om in staat te zijn mijn enige doel in het leven, het enige dat mijn leven zin gaf, te bereiken: het vermoorden van de koningin.

Maar als ik eerlijk tegen mezelf was, dan gaf ik toe dat wanneer ik nu aan dat doel dacht, het met weemoed was. Dan verlangde ik om het op te geven en mijn eigen weg te gaan, al wist ik heel goed dat mijn eigen weg niet bestond noch ooit zou bestaan.

En toch wilde ik het. Ik wilde het meer met elke dag die verstreek, met elke blik die Cobe op me wierp, het maakte niet eens uit met welke emotie. Ik wilde het meer met elke nacht dat ik naar zijn slapende profiel keek en elk woord dat hij tegen me sprak. En ondanks dat ik wist dat het een waardeloos gevoel was, voelde het mooier dan wat dan ook.

Maar de harde realiteit, de realiteit waarvan ik me ondanks alles zeer bewust was, drong zich altijd weer op de voorgrond, zo ook vandaag. Het werd meegebracht door de ochtend die het zachte licht had aangekondigd. Gerommel buiten de tent kondigde aan dat de bediendes waren opgestaan, en daarmee zou ook ik aan mijn zware taak moeten beginnen.

Ik keek naar Cobe en vroeg me af of ik hem moest wekken. Iets in mij wilde hem beschermen tegen wat er vanochtend zou gebeuren. Ik voelde een angst dat hij het niet aan zou kunnen, of erger, dat hij me weer vol haat zou aankijken. Maar de keuze werd me uit de handen genomen toen hij langzaam met zijn ogen knipperden. Hij was al wakker.

Ik wendde me van hem af en stond op. Met een knip van mijn vingers ruilde ik mijn nachtjapon in voor een outfit die paste bij mijn functie als hoofdheks van het gezelschap.

Het was een zwarte zijden jurk, doorweven met gouden draadjes, die zacht mijn dijen omhelsden en asymmetrisch open viel om de zwarte, simpele hakken te tonen die ik eronder droeg.

Kort keek ik in de spiegel om te kijken hoe ik eruit zag, voordat ik de tent verliet. Mijn uiterlijk was vandaag alleen voor status. Verder voelde ik er niks bij.

In het midden van de open plek vond ik de kinderen, vastgebonden aan elkaar. Ik gebaarde naar een lagere heks dat ze ze los moest maken, waarna ze in een rijtje voor me neer werden gezet.

Ik nam de kinderen in me op. De jongen zwalkte een beetje, terwijl zijn ogen heen en weer schoten tussen de bomen. Af en toe grinnikte hij en zwaaide naar diezelfde bomen, maar niemand wist wat hij zag.

De twee meiden daarentegen stonden wel stevig overeind. De ene beantwoorde mijn blik strak en had een opstandige houding. Dit was het meisje dat me met de oorlogsbeelden uit haar hoofd had gebannen. Het andere meisje, degene die had gegild, had een wat onderdanigere houding, met haar hoofd gebogen en haar handen voor zich in elkaar gevouwen.

De gekke jonge, het gillende meisje en het opstandige meisje. Twee van hen zouden aan de kaelpies gevoerd worden als betaling. Twee van hen zouden het bos in worden verleid en getrokken. Ze zouden langzaam gek worden gemaakt, ofwel door lust ofwel door verdriet, totdat ze zichzelf zouden verdrinken of zich op zouden hangen aan een boom. De kaelpies zouden zich eerst voeden aan hun emoties en vervolgens aan hun vlees. En ik zou beslissen wie het werden.

Mijn originele plan was geweest om alleen de jongen op te offeren, die had toch geen nut voor mij en verder hadden de kaelpies het maar moeten accepteren. Echter, nadat ik gisteravond Cobe van precies zo'n zelfde dood had gered, was dit geen optie meer. Ik moest de kaelpies geven wat ze wilden.

Ik zuchtte. Aan de rand van mijn bewustzijn voelde ik vanuit het bos een aanwezigheid de open plek benaderen. Het was Faicinn en dus tijd om een keuze te maken.

Het was zonde, beide meisjes hadden de potentie om een heks te worden. Het gillende meisje had dan misschien niet zozeer magie gebruikt, maar ze was creatief geweest en had de klus geklaard. Ik had haar graag een kans willen geven om die eigenschap te gebruiken in de coven. Echter, dat kon nu niet meer.

Ik signaleerde naar de heks dat ze de jongen en het eerste meisje mee moest nemen en liep naar de plek waar ik Faicinn's aanwezigheid voelde. Zodra ik bijna bij de bosrand was, stapte hij in het licht.

Het verraste me, Ghaoil, toen mijn verkenner me vertelde de jongen in het bos te hebben gezien. Ik had je voor voorzichtiger aangenomen.

"Kennelijk had je dat mis. Ik heb de prijs meegebracht. Ik dank jullie voor jullie hulp en hoop er nog langer van te genieten." Ik boog lichtjes mijn hoofd om die dankbaarheid te tonen.

Faicinn verzette zijn been in een nieuwsgierige beweging.

We hebben de jongen laten gaan, vind je niet dat de prijs verhoogt is?

"De jongen is altijd van ons geweest. Het was zijn domme fout, maar dat heeft geen consequenties op ons. Ik heb de prijs betaalt en daarmee eindigt het."

Faicinn kantelde zijn hoofd en keek me afwegend aan. Ik hield mijn adem in, hopend dat hij het zou accepteren. Als hij het andere meisjes ook zou opeisen, had ik een groot probleem met Sylvana als ik terugkwam.

Uiteindelijk rechtte Faicinn zijn lichaam en knikte.

Goed. De prijs is betaald en de betaling afgerond. Over twee dagen worden jullie opgehaald om verder te reizen.

Zonder me de mogelijkheid te geven te antwoorden, wierp Faicinn zijn hoofd in de lucht en verdween weer in het bos. De jongen en het meisje, die tot dan toen stil achter me hadden gestaan, stapten langs me heen met hun hoofd opgeheven, alsof ze een mysterieus geluid hoorden. Dit geluid volgend verdwenen ook zij algauw het donkere woud in.

Even sloot ik mijn ogen. Twee dagen, dat was niet de afspraak. Maar goed, als dat de prijs was die ik moest betalen voor Cobe's leven, dan was dat zo.

Ontsnapt aan de WraakWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu