2

69 11 0
                                    

Ik hap naar adem. 'Wat doe jij hier?' vraag ik geschokt aan hem. Hij kijkt me aan alsof er een Behemoth achter me loopt. Ik draai me even om, je weet maar nooit wat je hier tegenkomt. 'Wat ík hier doe?' vraagt Aelfric overstuur. Hoe moet ik hem nou weer volgen, als hij niet eens weet waar we zijn? 'Ja, dat vroeg ik toch?' antwoord ik bits. Hij knijpt zijn ogen tot spleetjes. Ik vraag me af waarom mijn ouders hem hierheen hebben gehaald. Als ze dan toch iemand hadden moet kiezen, hadden ze beter Galahad kunnen halen. Die heeft niet geprobeerd me te kussen, zoals Roderick heeft gedaan. Die heeft niet gelogen over de bizarre band, zoals Aelfric deed.
'Ik heb geen idee.' zegt hij en dan kijkt hij me achterdochtig aan. 'Maar ik denk dat jij er meer over weet.' Ik voel dat ik rood word. 'Mijn ouders hebben je gestuurd.' antwoord ik zo nonchalant als mogelijk is. Ik zie hem naar adem happen. 'Je ouders?' O god, moet ik dan alles steeds weer herhalen? 'Ja, maar als het aan mij ligt, was je hier niet gekomen.' flap ik eruit. Als mijn ouders nou nog aardig zouden zijn geweest, hadden ze ook Roderick gestuurd. Dan hadden we tenminste allemaal elkaar genegeerd. Misschien zou dat een stuk beter zijn geweest.
Ik kijk inschattend naar Aelfric's paarse ogen. Ze tonen helaas geen emoties, maar ik weet dat hij gekwetst is. 'Had je liever Roderick gezien dan?' Gevaarlijk gebied. Hij zou eens moeten leren zijn mond te houden. Ik hul mezelf in de schaduwen als protest. Wat dus eigenlijk betekent dat ik in zijn ogen verdwijn. 'Valerie?' vraagt hij angstig. Ik duik weer op aan zijn andere kant.
'Valerie?' vraagt hij nogmaals. 'Nou, mijn geweldige gids, breng ons naar waar we moeten zijn.' Hij draait zich met een ruk om en springt dan een meter de lucht in. Minimaal. Ik grinnik zachtjes. Hij kijkt me boos aan. 'Waar heb je het over?' Hoe verwachten ze dat we bij hen terechtkomen? Door op magischer wijs, ergens heen te flitsen? In dat geval kan ik het heus wel zelf proberen.
'Dood zij dat ik naar hen toe moest komen. En een mysterieuze "Hij" moest me de weg wijzen. Aangezien jij precies op dat moment verscheen, denk ik dat jij mijn gids moet voorstellen.' Aan zijn blik te zien, denkt hij dat ik mijn hoofd gestoten heb. Ik zucht. Hadden mijn ouders niet een andere sukkel kunnen sturen. Het liefst eentje die wél de weg kent.
En op dat moment hoor ik het gezoef. Aan Aelfric te zien, hoef ik me niet eens om te draaien om te kijken wie het is. 'Roderick.' zeg ik ademloos. Hopelijk hoort geen van beide het. Dood en Winter lachen zich nu vast dood. Een van de twee kan dat eigenlijk niet eens. Denk ik. Ik draai me vliegensvlug om. Mijn neus grenst aan die van Roderick. Ik hul mezelf in de schaduwen en loop een paar passen van de jongens af. Ik haal ze pas weer weg, als ik zeker weet dat mijn wangen niet meer rood zijn. 'Gezellig.' bromt de jongste van de twee. 'Héél gezellig.' voeg ik er sarcastisch fluisterend aan toe.


Prinses van sneeuw en duisternisWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu