31

46 10 0
                                    

Ik laat me vermoeid vallen op het bed. Het duurt nog minstens een paar uur voordat het licht wordt. Het duurt überhaupt nog een paar uur voor normale mensen op zouden staan. Maar zoals veel vaker bewezen is dan eens, ben ik niet zo normaal meer.
Ik dwing mezelf weer overeind te komen en loop naar de kledingkast toe in de kamer. Misschien is het toch eens tijd om de kleren aan te trekken die erin liggen, ik kan niet eeuwig in deze kleding rond blijven lopen. Dus ik loop de badkamer in, scrub mezelf zo hard mogelijk in met de zeep. Probeer elk vuiltje van mijn  huid af te krijgen. Elke nare herinnering die ik heb. Elk beetje magie dat ik in me heb. En dan denk ik weer aan Roderick. Aan iemand die mij nog nodig heeft. Aan iemand die ik nooit ontmoet zou hebben zonder de nare herinneringen. En alleen hij maakt al dat ik ze niet wil vergeten. Alleen hij is goed genoeg.
Ik loop de badkamer niet gelijk uit, maar kijk eerst om het hoekje om te kijken of er geen enge familieleden of jaloerse niet-vriendjes rondlopen. De kust is veilig zo te zien. Dan ren ik snel naar de kast, pak er wat kleding uit en trek het dan aan. Niet mijn normale kleding, maar het zit als gegoten. Een jurk, ijzig blauw, de kleur die Winter goed zo staan. Misschien was deze kleding ooit wel van haar, toen ze hier nog woonde.
Ik loop naar beneden, hopend dat ik voorlopig nog geen mensen tegen kom. Ik wil in alle rust rondkijken, hoewel ik een groot deel al heb gezien. Ik weet niet waarom, maar mijn voeten leiden me naar de bibliotheek. Mijn voeten maken geen geluid als ik het tapijt op loop. Er staat maar een licht aan, eentje in het midden van de kamer. En een hoofd steekt net boven de stoel uit. Ik draai me om zodat ik weer weg kan lopen, maar zijn woorden houden me tegen.
'In de keuken zit je vriendje. Salomon beheert nu de tweede verdieping denk ik en ik weet niet waar mijn vader rondhangt. Maar hij kan je overal vinden. Wat hij waarschijnlijk ook zal proberen, ook al weet ik niet helemaal waarom.' Xavier draait zich om in de stoel en nu kan ik pas zien dat hij het is. Hij glimlacht naar me en staat op. 'Mijn vader komt eigenlijk nooit hier. Hij houdt er niet van om te lezen, misschien heb ik dat van mijn moeder.'
Hij kijkt even naar mijn kleding. 'Die jurk had hij voor haar gehaald, een maand of twee voordat Dood aankwam.' Hij spuwt het woord uit. Alsof mijn vader degene is die alles heeft veroorzaakt. 'Alsof mijn vader de enige slechterik is. Hij haalt niet voor niks de zielen van mensen op.' Xavier grimast en doet een paar stappen naar voren. Nu staan we nog maar een meter uit elkaar en kan ik de emotie in zijn ogen zien. 'Hij is mijn vriendje niet.' zeg ik dan nog luchtig als ik mij naar de boekenkast beweeg.
Ik laat mijn hand over de felgekleurde kaften glijden. Er komt een laagje stof vanaf. 'Maar hij doet wel alsof hij dat is.' hoor ik zijn stem achter me zeggen. Ik zucht. 'Dat had ik al door hoor. Ik heb hem al eens heel duidelijk afgewezen.' Ik krijg geen antwoord terug, maar weet toch dat hij straks verder zal vragen. 'Hij is gewoon jaloers.' Xavier grinnikt. 'Op wie dan, er is hier toch niemand op wie hij jaloers kan zijn?' Ik draai me om en zie dat hij weer deze kant op is gelopen. 'Ik denk dat het lastig voor hem is om niet aan zijn broer te denken.'
Hij grinnikt even. 'Wat een interessant zusje heb ik er toch bij gekregen.'

Prinses van sneeuw en duisternisWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu