19

41 10 1
                                    

Als ik mijn ogen opendoe, valt er nog weinig te zien. Een zwart plafond. Een houten bed. Een zwart nachtkastje. Maar het wordt pas interessant als er een vage vlek naast mijn bed verschijnt. 'Eindelijk ben je wakker.' mompelt de zwarte vlek. Ik herken die stem ergens van, maar waarvan. 'Herfst zal blij zijn dat te horen.' Ik probeer mijn zicht scherp te stellen en langzaam lukt dat ook. En daar staat de persoon die ik als laatste zou verwachten.
'Waarom?' Mijn stem klinkt als een zacht gefluister. Onbeduidend, niet bedoeld voor anderen. 'Laat mij jou eerst een vraag stellen.' zegt Aelfric. 'Waarom niet?' Mijn beeld schommelt van sterk naar zwak en uiteindelijk zelfs even niets, maar ik weet dat hij er staat. 'Waarom niet?' herhaal ik zijn vraag. Hij glimlacht naar me.
'Ja, waarom niet. Alles wat ik wenste, was binnen hand bereik. En toen ging alles mis. Dus waarom niet?' Ik kan hem alleen maar verward aanstaren. 'Wat bedoel je?' Hij glimlacht en gaat op het bed zitten. 'Zoals altijd komt alles op Roderick aan.' En dan begint er een belletje met rinkelen. Het is nog niet voorbij, zoiets had Aelfric gezegd.
'Ik zie dat je het eindelijk begrijpt.' zegt een andere stem. Ik ga met een ruk overeind zitten. Mijn ontvoerder staat opeens in de kamer. Herfst, zoals hij ook wel bekend staat. De broer van mijn gloednieuwe moeder, de winter. De zwager van mijn kersverse vader, de dood. Volgens mij kan alles altijd nog erger worden, zelfs op de momenten dat het haast niet kan.
'Waarom?' vraag ik nu ook aan hem. Hij grijnst zijn te witte tanden bloot. Hij zag er vrij jong uit. Misschien een jaar of dertig. Veel jonger dan je een seizoen zou verwachten, als je al een seizoen zou verwachten. 'Voordat ik dat kan uitleggen, moet ik eerst nog iets anders doen.' Hij liep naar het bed toe. Zijn witte tanden blonken in het weinige licht dat in de kamer scheen.
Er glimt iets in zijn handen. Ik focus mijn aandacht erop, maar ben al te laat. Het mes glimt nog even uitdagend naar me voor hij Aelfric's zij inboort. Ik stook een vaag gepiep uit, terwijl Aelfric helemaal niets doet. Hij maakt geen geluid. Knippert niet. En lijkt zelfs niet te ademen. Zijn ogen zijn vervult van de pijn. En dan valt hij voorover op de grond neer.
Herfst veegt het bloed van zijn lange mes af aan zijn mijn en kijkt me weer grijnzend aan. 'Zo, nu kan ik eindelijk uitleggen wat je moet doen.' Ik kan alleen maar naar het leegbloedende lichaam van Aelfric kijken. Langzaam vormt er zich een plasje op de grond. Ik kan het niet geloven, ook al zie ik het met mijn eigen ogen. Hij reutelt noch een paar keer en stopt dan helemaal met ademhalen. 'Jij, mijn kleine meisje, zult met me moeten trouwen.'

~

Bedankt voor het lezen. Een heel macaber hoofdstuk, dat wel. En ook nog eens een heel interessant huwelijksaanzoek, vinden jullie ook niet?
Maar daar gaat het niet om. Waar het wel om gaat;

Jullie mogen een personage verzinnen. Het mag zelfs je eigen naam zijn. Beschrijf dan hoe de persoon eruit ziet en een paar eigenschappen. En natuurlijk; geef hem/haar een naam.
Alvast bedankt en tot later,

Dromendochter.




Prinses van sneeuw en duisternisWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu