18

42 9 0
                                    

Het doolhof lijkt opeens veel donkerder dan een paar momenten eerder. Dat zou kunnen komen door de donkere wolken die de zon blokkeerden. Of doordat er bijna helemaal niks meer te zien was door de dichte regen heen. En misschien zelfs door de gil die iemand net heeft geslaakt. Waarschijnlijk een combinatie van allemaal.
Met mijn hand langs de heg probeer ik een weg te vinden door het doolhof. Roderick ben ik inmiddels al kwijtgeraakt. Als ik een opening voel, ga ik daar doorheen. Meteen weet ik dat dit de goede afslag is, want er ligt iemand midden in de volgende gang. Snel ren ik ernaartoe. Het is Aelfric. Hij ziet er vrij goed uit, maar als ik hem niet snel weg krijg zal dat niet meer zo zijn. Aelfric heeft geen mes in zijn borst, zoals ik eerder verwacht zou hebben. Hij verliest zelfs helemaal geen bloed.
'Roderick!' gil ik, maar het gedonder maakt mijn stem nietig. Niet te verstaan. 'Roderick, hierheen!' gil ik nog een keer, maar het geluid overstijgt weer mijn stem. Inmiddels ben ik helemaal doorweekt van de regen. En Aelfric zo te zien ook. We moeten hier snel weg zien te komen. Het gevoel in mijn maag dat er iets mis is, wordt versterkt met de minuut.
Aelfric is zwaar, maar uiteindelijk krijg ik hem overeind. Zijn hartslag is krachtig. Hij ademt. Er lijkt niks mis met hem te zijn. Behalve misschien de geur van zijn adem. Drank. Heel erg  veel drank. Er klinkt een ritselend geluid achter me. Ik draai me om, met Aelfric nog vast. Er staat een man. Door de regen valt er niet veel te zien. Alleen wat bruin haar, groene takken en zwarte schaduwen. Ik verhul mezelf en Aelfric in de schaduwen, hopend dat de vreemdeling ons niet ziet.
'Laat hem los, prinses van de dood. Prinses van het vierde seizoen.' De stem gonst door mijn hoofd en blijft door hangen. 'Waarom?' schreeuw ik. Opnieuw wordt mijn stem nietig verklaard door het gedonder. 'Omdat ik een pijl door zijn hart heen schiet als je het niet doet.' is het antwoord van de vreemdeling. Ik leg Aelfric weer neer. 'Wie ben je?' vraag ik, wetend dat hij me hoe dan ook zal horen. Wetend dat het geluid toch gelijk met mijn stem zal gaan. 'Ik ga met vele namen. Maar jij mag mij Herfst noemen.' Een bliksemflits verlicht het doolhof. Zijn groene ogen lichten op in het duister. Alle geluiden vallen weg naar de achtergrond. Het weinige licht dat er nog is, verdwijnt. Ik merk dat ik omval, maar waarom weet ik niet. Het laatste wat ik zie, zijn twee groene ogen.


Prinses van sneeuw en duisternisWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu