3

72 11 0
                                    

De tijd gaat net zo snel als een slak kan bewegen. Elke stap voelt aan als een kwartier en elke ademteug als een paar minuten. Hadden mijn ouders me niet gewoon de weg kunnen wijzen? Dat zou zo veel makkelijker zijn geweest. In plaats daarvan zeurt Aelfric dat we de andere kant op moeten. "Daar zag het er veel veiliger uit" heb ik tot nu toe het meest gehoord. Maar hij heeft enigszins gelijk. Het bos is donker en je weet maar nooit wat er in de schaduwen huist. Misschien wel een ultra snelle slak die sneller is dan ons. Dat zal niet eens heel moeilijk zijn denk ik.
Roderick beweert bij hoog en laag dat we dit pad moeten volgen. Het zou naar een kasteel leiden. Een zwart met blauw kasteel. En dat alleen al is voor mij genoeg hoop om die weg te belopen. Zwart en rood zijn de kleuren van mijn vader. Wit en blauw de kleuren van mijn moeder. Het kasteel is, net zoals ik, een mengelsmoesje van de kleuren. Zelfs de kleding die ik aanheb, bevat die kleuren.
Bovendien kan het in deze wereld toch niet zo heel gevaarlijk zijn? Aelfric maakt zich duidelijk alleen zorgen over mijn gezondheid en niet over de zijne. Laat staan die van Roderick. Ik denk dat ik het in deze wereld langer uit zou houden dan hen. Maar zij zijn dan ook niet de dochter van een jaargetijde en een verschrikking. Iets wat ik dus duidelijk wel ben. Ik ben de dochter van sneeuw en ijs. Ik ben de dochter van schim en schaduw.
Er klinkt gekraak naast ons. Als ik me omdraai, zie ik een wit hert staan. Ze heeft grote blauwe ogen en kijkt me recht aan. Waarom zou ze niet wegvluchten? De herten in de echte wereld zouden dat niet doen. De echte wereld, wat een belachelijk idee. Is deze wereld niet net zo echt als degene aan de andere kant?
Iemand fluit bewonderend. Ik wil mijn ogen niet van het hertje afhalen om te kijken wie van de twee dat deed. Ook al kan ik me wel voorstellen wie het moet zijn geweest. 'Wat doe jij hier helemaal alleen?' begin ik zachtjes tegen het dier te praten. Ze zet een stap naar voren en komt half uit de bosjes. 'Ben je eigenlijk wel alleen?' Waarom praat ik tegen het hert? Wat heeft het eigenlijk voor nut. Mijn voeten brengen me als vanzelf naar voren en mijn hand gaat omhoog. De ree straalt warmte uit naar mijn hand toe. Ik doe mijn ogen dicht en ga nog verder. Maar mijn hand voelt alleen maar lucht. Ik open mijn ogen om te zien dat het hert verdwenen is. 'Laten we verder gaan.' mompel ik.


Prinses van sneeuw en duisternisWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu