30

43 8 0
                                    

'Waar heb je het over?' vraag ik en zijn grijns breidt zich uit. 'Precies zoals ik het zeg. Ik weet waar je zusje is.' Hij knippert niet, kijkt niet naar linksonder, maar kijkt me recht aan. Alsof hij afwacht tot ik mijn schaakstuk verplaats, terwijl hij de volgende zet in zijn hoofd al bepaald.
'Waar is ze? Dat moet je me vertellen.' Hij klakt met zijn tong. 'In dat geval zul je heel erg ingaan tegen het beleid van je familie.' Hij kan ook echt alleen maar in raadsels spreken. 'Waar heb je het over?' Hij grijnst weer. 'Er is één iemand in deze hele grote gezellige onsterfelijke familie waar niet over gesproken wordt en dat is nou precies waar je zusje zich momenteel bevindt. Dat is nou precies de reden waardoor niemand lijkt te weten waar ze is. Ze houden hem niet in de gaten, ze hebben allemaal geprobeerd hem te vergeten.'
'Waarom spreek jij dan wel over hem?' Aan zijn gezicht te zien, vindt hij mijn vraag nogal onnozel. 'Omdat ik wel hersens heb, in tegenstelling tot de rest van mijn familie. In tegenstelling tot iedereen die zijn naam ooit heeft uitgesproken. Iedereen kent hem, weet waartoe hij in staat is en toch denken ze geen moment aan hem. Hij lijkt voor hen niet meer dan een schaduw te zijn.'
Ik staar hem aan, verbaasd en vol vragen. 'Hoe ken jij hem?' Deze keer glimlacht hij niet als hij antwoord geeft. Deze keer grimast hij eerder. Een gezicht vol pijn en afkeer. 'Omdat, lief nichtje van hem, hij ook nog bij onze stamboom hoort, ook al zullen ze je vast wel anders vertellen. Denk je dat jouw vader de enige is met een weerzinwekkende naam? Ben je echt zo naïef dat je dat geloofd?'
Ademloos wacht ik af tot hij verder gaat. Tot hij me vertelt waar ze is en hoe ik bij haar kan komen. Maar eigenlijk had ik al niet verwacht dat hij dat meteen zou doen.
Hij kijkt naar mijn ogen, nu waarschijnlijk onschuldig en paars, maar lijkt daar dingen te vinden die hem niet bevallen. 'Je weet nog maar weinig. Je bent een mensenkind in je hart, alleen je hersenen kunnen dat tovergebeuren van je ouders gebruiken. Ik wed dat als je ook in je hart dat zou gaan geloven, dat je dan zelfs de wereld kan veroveren.'
Hij zijn hoofd weer en kijkt me aan alsof hij medelijden met me heeft. Iets wat me banger maakt dan welk woord dan ook van hem zou doen. 'Ze bevindt zich in het paleis van de nacht. Ze bevindt zich in het domein van een familielid. Van de man die altijd in de schaduwen lurkt.' Meer tekst krijg ik niet, want hij verdwijnt in het niets.

Prinses van sneeuw en duisternisWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu