Hoofdstuk 3

4.9K 207 33
                                    

Hoofdstuk 3

De volgende dag gingen we weer naar het stadje.

Er was een festival. Bands treden op, eetkraampjes stonden verspreid, cafés zaten overvol. Ook al ging het economisch niet voor de wind, ook al was het land politiek dood, het leven ging gewoon door. De bands verdienden hier hun broodnodige geld mee.

Mijn ouders vonden het wel een goed idee om er heen te gaan. Zo leerden we nieuwe mensen kennen en maakten we nog eens wat lol. Dat was al lang geleden. Dat we ons hadden ontspannen.

De eerste band waar we naar gingen kijken was Daughtry. Ze zongen het nummer “September.”  Het was echt een mooi nummer en iedereen zong mee. Er was een goede sfeer en ik voelde me meteen vrolijk worden.

Het enige minpunt was dat er donkergrijze wolken in de lucht hingen.

En dat terwijl het zo’n mooi weer was.

Ik had honger en had zin in een hotdog.

‘Mam, is het goed als ik een hotdog ga halen?’ vroeg ik aan Janine.

‘Ja, hier is wat geld. Kom wel direct terug,’ zei ze en gaf me wat geld.

‘Koop voor mij ook een hotdog!’ zei Bram.

‘Voor jou ook een hotdog? Wie weet hebben ze wel vegetarische hotdogs,’ zei ik plagend tegen Julie. ‘Dat jullie dat kunnen eten,’ zei ze hoofdschuddend en keek me aan alsof ik een kip had onthoofd. Ik grijnsde.

‘Ik ben zo terug.’

Ik liep door het publiek naar de hotdogkraam. Er stond een hele rij. Dat wordt aanschuiven.

Of toch niet, want ik vond Andric ergens vooraan in de rij. Hij deed teken dat ik moest komen. Ik liep naar hem toe. ‘Hey!’ zei ik.

Een paar mensen keken me kwaad aan omdat ik ze had voorgestoken, maar ik trok me daar niks van aan.

‘Hallo! Ik ben blij je te zien,’ zei Andric.

‘Hoezo? Heb je me al gemist?’ grijnsde ik.

Andric begon weer met blozen. Het is toch zo’n verlegen jongen! Maar dat vond ik juist zo leuk aan hem. We praatten nog wat, ik gaf hem de zes pond terug, en al snel waren we aan de beurt.

‘Drie hotdogs,’ bestelde ik. ‘Ik betaal wel,’ zei ik tegen Andric.

‘Nee, dat hoeft niet hoor.’

‘Ik duld geen tegenspraak,’ glimlachte ik en betaalde.

Op dat moment vielen de eerste regendruppels uit de lucht. En al snel was het hard aan het regenen. Ik en Andric rende snel met de hotdogs naar een plek waar we konden schuilen. We liepen een café binnen. Het was er overvol en benauwd. We waren al helemaal doorweekt, net zoals de hotdogs. Die konden we niet meer opeten. Met veel verdriet gooide ik de hotdogs weg. ‘Het is hier zo druk. Gaan we anders naar mijn huis? Daar kunnen we schuilen tot de regen is opgehouden,’ stelde Andric voor.

‘Ik moet eigenlijk terug naar mijn familie. Ze maken zich waarschijnlijk al zorgen. Ik kan ze beter gaan zoeken.’

‘Ik zal met je mee gaan,’ zei hij.

We liepen het café uit en zagen dat het meeste volk weg was. Iedereen was gaan schuilen voor de regen, maar enkele mensen hadden hun paraplu’s opengedaan en stonden nog altijd vrolijk voor het podium te juichen. Ik keek in het rond en zag mijn familie nergens. Ik pakte mijn gsm en wilde ze bellen, maar zag dat mijn batterij leeg was. Shit! ‘Mijn batterij is leeg!’

‘Oei en ik ben mijn gsm thuis vergeten.’

In die regen kon ik moeilijk door het bos naar de caravan gaan. En het was zeker niet slim om dat alleen te doen. Daarnaast wist ik mijn weg in de stad niet en we waren in het centrum van de stad. Ik had dus geen idee hoe ik naar het bos kon gaan. Maar ik moest naar de caravan zien te geraken. Er lag een noodtelefoon in de caravan en daarmee kon ik mijn familie bellen en zeggen dat ze zich geen zorgen hoeven te maken.

De twijfel sloeg toe. Zou ik aan Andric de weg vragen? Hij moet dan wel met me mee tot de caravan. Ik durfde niet alleen. Het was te gevaarlijk. Zelfs in een veilige stad als Springford was het niet verstandig om alleen door het bos te lopen. Maar dan wist Andric me wonen…

Ach, ja. Hij kwam me heus niet opzoeken in de nacht en me dan vermoorden in mijn slaap.

‘Kun jij me de weg wijzen en met me mee naar huis lopen? Thuis ligt een telefoon waarmee ik mijn familie kan bellen.’

‘Oké.’

We liepen snel door de stad naar het bos.

Ik kreeg het koud, want ik had enkel een T-shirt en short aan.

Andric was zo aardig om zijn jas te geven.

Toen we in het bos waren probeerden we onder de bomen te wandelen, want de bomen waren als grote paraplu’s die de regen ietwat tegen hielden.

‘Vertel me eens wat over jezelf,’ zei ik tegen Andric.

‘Wat wil je weten?’

‘Heb je familie?’

‘Nee.’ Ik keek hem aan. ‘Echt niemand?’

Hij schudde zijn hoofd.

‘Ik wil er niet over praten,’ zei hij voordat ik nog een vraag kon stellen.

Ik knikte begrijpend.

Eerlijk gezegd kon ik mezelf niet inbeelden zonder mijn familie. Mijn familie was alles voor me. Echt alles. Zonder hun… Niet aan denken.

Snel wandelend waren we er sneller dan tien minuten.

Andric had duidelijk geen caravan verwacht aan zijn verraste gezichtsuitdrukking te zien.

‘Cool! Je woont in een caravan!’

‘Zo cool is het niet. Het is gewoon een huis op wielen. Bedankt dat je me thuis hebt afgezet.’

‘Graag gedaan. Tot nog eens dan maar.’

‘Kom anders binnen schuilen tot de regen over is. Je kan je hier ook afdrogen en mijn broer heeft nog wel wat droge kleren die je van hem mag lenen.’

Hij keek me dankbaar aan. Eenmaal binnen zocht ik kleren en een handdoek voor hem. Toen hij zich had afgedroogd deed hij zijn trui en T-shirt uit. Een gespierd bovenlichaam werd zichtbaar. Wauw.

Maar al snel deed hij het hemd aan. Ik draaide me om en begon mezelf af te drogen toen hij zijn broek verving. Oh, ja! Ik moest mijn familie nog bellen! Snel belde ik Janine op met de noodtelefoon.

‘Hey, mam. Het is hier met Hellen.’

‘Hellen! Godzijdank! We maakte ons ongelooflijk veel zorgen. Je was ook niet bereikbaar. Bel je nu met de noodtelefoon?’

‘Ja. Sorry dat ik niet bereikbaar was, maar de batterij van mijn gsm was leeg. Ik ben nu veilig in de caravan.’

‘Hoe heb je je weg gevonden? Je kent deze stad helemaal niet.’ Ik keek naar Andric die op de bank was gaan zitten.

‘Ik heb aan iemand de weg gevraagd.’

‘Aan wie?’

‘Gewoon. Een onschuldig oud vrouwtje,’ loog ik. Ik draaide me weer weg van Andric en keek door het raam naar de erger wordende regen. Het begon al op storm te lijken. De eerste bliksemflits flitste door de lucht.

‘We komen er zo snel mogelijk aan als de regen is opgehouden. Blijf in de caravan, oké?’

‘Oké. Dag mam.’

‘Heb je zin in warme koff-‘ Ik kon mijn zin niet afmaken, want toen ik me omdraaide voelde ik een klap en werd het zwart voor mijn ogen.

Hell on earthWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu