Hoofdstuk 7

4.1K 194 17
                                    

Hoofdstuk 7

Ik had al zo lang niks meer van Andric gehoord, en dat wilde ik ook niet. Ik wilde niks horen van degene die heel mijn caravan overhoop had gehaald en me had bestolen.

En nu redde hij doodleuk mijn leven, hoewel ik eigenlijk alles onder controle had.

‘Hey, Hellen,’ zei Andric zachtjes.

Ik kneep mijn ogen tot spleetjes.

‘Dat jij je hier nog durft te laten zien.’

‘Rustig maar. Doe dat wapen naar beneden. En ehm, ik heb net je leven gered, iets meer dankbaarheid is hier wel op zijn plaats.’ Ik bleef het wapen op hem richten.

‘Oh, ja natuurlijk. Hoe kan ik toch zo onbeleefd zijn! Ik ben je eeuwig dankbaar, nou goed?’

‘Oké, je bent nog kwaad op me en dat begrijp ik volkomen. Maar kan je dat kwaad zijn bewaren voor later?’

‘Zeg me liever wat hier aan de hand is. Wat weet je allemaal?’

‘Een grote groep criminelen is met de assistent van de grootste crimineel gearriveerd.’

‘Wacht, de assistent van de grootste crimineel?’

‘Ja. En nu is er een soort van oorlog tussen hun.’

‘Shit! Mijn familie zit daar, ik moet ze redden!’ Ik liet mijn wapen zakken.

‘Jij moet helemaal niks! We gaan terug naar de caravan en daar blijven we ook.’

‘Daar beslis jij niet over! Mijn familie is in gevaar en ik ga niet gewoon afwachten tot ze worden vermoord!’

‘Maak je geen zorgen. De criminelen waren niet met zoveel. Jullie zijn nog altijd in de meerderheid. Ze hebben alles onder controle. Dus laten we nu maar naar de caravan gaan.’

‘Dat wil ik dan zelf ervaren! Alles wat er uit jouw mond komt geloof ik niet meer!’

Ik duwde hem uit de weg en liep richting de stad.

‘Zoals je zelf wilt.’

Toen we aankwamen wist ik niet wat ik zag. Het gemeentehuis stond in brand, mensen lagen gewond of dood op de grond. Maar er werd niet meer gevochten.

‘Fuck, oké misschien zijn we toch niet in de meerderheid,’ zei Andric.

‘You don’t say. We moeten mijn familie zien te vinden.’

Ik kreeg tranen in mijn ogen toen ik al deze dode mensen zag. Het was zo erg! Zo verschrikkelijk! De gewonde mensen kon ik nu niet helpen, eerst mijn familie.

‘Ik denk dat ik weet waar ze zijn.’

‘Waar?’ ik draaide me naar hem om.

‘In de schuilkelder. Kom, volg mij.’

We liepen terug richting het bos.

‘Ben je me soms aan het misleiden?’

‘Nee, de schuilkelder is echt in het bos.’

Opeens hield Andric me tegen.

Hij hield zijn wijsvinger voor zijn mond als teken dat ik stil moest zijn en wees daarna naar twee bewapende mannen die de wacht hielden bij een luik. Waarschijnlijk was daar de schuilkelder.

Was dit dan het moment dat ik mensen moest neerschieten?

Dat ik een ademend en pratend levend wezen om het leven moest brengen was hard. Maar het moest. Ik beelden me in dat het twee wilde herten waren die gewoon rustig gras zaten te grazen. Al had een echt hert geen wapen. Het waren twee bandieten. Die net vele mensen hadden gedood of verwond. Zij verdienden geen medelijden.

Ik hield me verstopt achter een grote eikenboom, samen met Andric die ook een wapen had.

‘Oké, ik neem die ene rechts, jij de andere links.’ Andric knikte.

‘Ik tel af tot drie.’ Andric had drie nog niet uitgesproken of ik haalde de trekker over en raakte één van de mannen.

Nu begon de andere man te schieten richting onze boom.

‘Ik zei dat ik ging aftellen tot drie!’

‘Whatever!’

Wanneer er een paar seconden geen kogel werd afgevuurd waagde ik het nog een keer om te schieten.

Al lukte dat niet meteen. Uiteindelijk was Andric degene die de andere doodschoot.

Ik had iemand dood geschoten. Het drong nog niet helemaal tot me door.

Het zal me veranderen. Ik moet leren hard te zijn. Ik had zonet ook het kleine meisje in mij gedood.

--------------------------------------------------------------------------------

Het volgende hoofdstuk wordt langer! I promise ;D 

Hell on earthWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu