Hoofdstuk 34

2.3K 154 72
                                    

Hoofdstuk 34

Mijn handen trilden.

Slierten vettig haar plakten tegen mijn gezicht.

Ik had een kurkdroge keel en probeerde wat speeksel in te slikken maar het hielp niet veel. Een rilling ging over mijn rug van de kou, en ik wikkelde het dunne deken wat beter om me heen. Het ijzeren bed was hard. Zo hard dat mijn rug ervan pijn deed. De vuile matras waar ik op lag was dan ook erg dun.

Mijn keel smeekte om een slokje water, en mijn knorrende maag liet duidelijk weten dat ik honger had. Ik legde mijn linkerhand op mijn buik, alsof dat de honger zou stillen. Nog nooit had ik me zo slecht gevoeld.

Ik kon mijn lichaam amper bewegen, het was zodanig verzwakt en elke dag werd het moeilijker om hier te overleven. In deze cel. Een cel waar schimmel aan de grijze muren hingen. Waar ratten de vrije loop hadden. Ook had je een kleine, oude, vuile wc. De vuile wc had een bijdrage in de stinkende onbehagelijk geur die in de cel hing. Niet veel beter was de kleine gebarsten spiegel aan de muur. Alleen durfde ik niet meer naar mijn spiegelbeeld te kijken, bang dat ik mezelf niet meer zou herkennen in het weinige licht dat het waagde de cel binnen te dringen.

Maar het ergste van al was de onophoudelijke angst. De angst om te sterven. Ik wist niet wat er nog ging gebeuren met me. Ik was een prooi voor slapeloze nachten. Het verzwakte mijn lichaam nog meer. Het leek wel alsof ik niet meer kon bewegen. Uitgeput en slechts een schim van mezelf. Hongerig en vooral dorstig. Heel veel dorst.

De dood was nabij. Zo voelde het toch. Een snik verliet mijn mond. Ik kneep mijn ogen dicht en liet mijn tranen de vrije loop. Door het huilen deed mijn keel nog meer pijn. Schor gejammer dat amper hoorbaar was, verliet mijn mond. Hopeloos op zoek naar wat medelijden.

Maar mijn wilskracht was nog niet helemaal verdwenen. Ik moest wat te drinken en te eten krijgen. Traag sloeg ik het deken van me af en zette me recht. Dit deed ik duidelijk te snel want duizeligheid overviel me. Zwarte vlekjes verschenen voor mijn ogen. Ik knipperde een paar keer en de vlekjes verdwenen langzaam. Ik sloeg mijn ene been van het bed en vervolgens het andere been.

Mijn gesnik was het enige wat je hoorde in deze kleine ruimte. Ik kneep mijn ogen even dicht en zette me langzaam recht. Meteen begon mijn lichaam te protesteren, maar ik luisterde er niet naar. Stapje voor stapje slofte ik naar de tralies. Een barstende hoofdpijn deed me even stoppen met stappen, het deed zo’n pijn. Het leek wel alsof iemand een spijker in mijn hoofd had geramd. Meer tranen gleden over mijn natte wangen. Een van die tranen gleed langs mijn mond en snel ging ik met mijn tong over de traan. Het had een zoutige smaak. Maar ik verlangde naar meer. Dorst, nog steeds die ongelooflijke dorst. Ik had al mijn krachten nodig om de zes stappen te zetten naar de tralies.

Het ging langzaam, ik had alle moeite om voet na voet op te tillen. Ik zocht steun bij de muur. Met mijn trillende hand zocht ik steun tegen de vieze beschimmelde muur. Angst kneep me bijna de keel dicht, alsof iemand me vast hield bij de nek. De adrenaline deed mijn hartslag versnellen. Vlak voor de ijzeren tralies voelde ik het mijn benen begeven en ik zakte in elkaar.

Ik hoorde voetstappen. Meteen wist ik wie eraan kwam. Degene waar ik zo voor vreesde. Het was de tijd waar ik al die tijd naar uit keek. Ik kreeg nu eten en drinken. Heel weinig, maar net genoeg om te overleven.

Ik zat als een hopeloos hoopje op de grond en mijn beiden handen hielden de tralies vast. Mijn ogen waren gericht op de stoffige vloer. Elke voetstap die dichterbij leek de komen, galmde nog na in mijn oren. En uiteindelijk keek ik op toen ik zag dat twee paar donkergroene schoenen die voor me halt hielen.

Daar stond hij met een dienblad en die afschuwelijke grijns vol zelfgenoegen. Hij genoot van mijn leed. Met de sleutel opende hij de tralies. Ik zou willen rechtstaan maar ik had al mijn resterende krachten al opgebruikt.

Hell on earthWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu