Hoofdstuk 20

3.4K 171 27
                                    

Hoofdstuk 20

Ik wist niet wat ik moest voelen. Blijheid? Blijheid omdat ik iemands leven had gered? Het leven van een burgemeester dan nog wel. Of moest ik juist ontevreden zijn? Omdat we nu weg moesten uit Florence. Het was niet dat ik dit niet eerder mee had gemaakt. Dit was al zeker de twintigste keer dat ik weg moest uit een vertrouwde omgeving. Twintigste? Wat zeg ik? Waarschijnlijk vijftigste keer. Maar door de één of andere manier was dit anders dan de andere keren. Deze stad had iets… iets gezelligs. Verwelkomend. Rustgevend. Maar vooral, het had iets wonderbaarlijks. Het was hier prachtig!

Maar weer, zoals iedere keer, moest ik weg.

Het liefste bleef ik. En trainde ik verder met Henry in de gymzaal.

Het kon niet anders. Ik moest hier weg. Voorgoed.

Wie weet, dat ik ooit op een dag, hier kan terug staan. Over een aantal jaar. Op de dag dat ik Bradley en André verslagen had. Dan had ik niets meer te vrezen. Dan hoefde ik niet meer op de vlucht. Ook al hield ik van rennen. Ik hield er niet van om van dingen weg te rennen. Weg van mijn angsten. Mijn machteloosheid. En mijn wanhoop. Toch zou er ooit een dag aankomen, dat het wegrennen stopt en dat ik zelfverzekerd met twee voeten op de grond kon gaan staan.

Die dag zal toch nog even moeten wachten.

Tot dat ik sterk genoeg ben.

It's the moment of truth, and the moment to lie. The moment to live and the moment to die.

The moment to fight, the moment to fight. To fight, to fight, to fight!

To the right, To the left. We will fight to the death! To the edge of the earth. It's a brave new world. From the last to the first.

Zong Jared Leto, zanger van Thirty Seconds To Mars, in mijn oren.

Dit liedje, het gaf me alleen maar meer moed. En meer wraakgevoelens voor Bradley en André. Ik zette de volume knop van mijn gsm nog wat harder. Tot dat ik niks meer hoorde, alleen Jared Leto. Mijn ogen vielen dicht en ik was één en al één met de muziek.

Maar dat moment moest natuurlijk verstoord worden. De muziek stopte toen ik werd opgebeld.

Ik trok mijn oortjes eruit, en mijn beltoon vulde de auto. Henry, die achter het stuur zat, keek me even vragend aan.

‘Het is Andric,’ zei ik tegen hem met een verbijsterde uitdrukking op mijn gezicht.

‘Niet opnemen.’

‘Misschien kan hij ons iets meer vertellen? Je weet dat hij zijn spionnen heeft.’

‘Hellen, niet opnemen!’ zei hij op een dwingende toon.

Misschien was het door mijn nieuwsgierigheid. Of door de manier waarop Henry tegen me sprak. Maar door wat het ook kwam, het zou mijn dag volledig veranderen.

‘Je houdt ook niet op met bellen, stalker,’ zei ik toen ik had opgenomen.

Henry zuchtte luid en schudde geërgerd zijn hoofd. Vervolgens probeerde hij met een hand, zijn andere hand bestuurde het stuur, de gsm van me af te pakken.

Ik gaf een tik op zijn hand en nam de gsm vast in mijn andere hand.

Ik klikte mijn gordel los en kroop naar de achterbank, waar ik me languit op liet vallen. Hier kon Henry mijn gsm niet afpakken.

‘Eindelijk! Je neemt op,’ zei Andric verrast.

‘Wat moet je?’ vroeg ik niet al te vriendelijk.

‘Je bent zeker al weg aan het rijden van Florence?’

Even was ik uit het veld geslagen. Ik had wel verwacht dat iedereen erachter ging komen, maar zo snel? We waren maar drie uur later.

Dat ik niet reageerde, beantwoordde zijn vraag.

‘Ik denk dat je beter terug rijd.’

‘Hah, en waarom zou ik dat doen?’

‘Omdat Massimo en zijn familie in gevaar is. Ze zijn al onderweg om hen te ondervragen en daarna te vermoorden.’

Even lag ik daar, als door de bliksem getroffen. Ik zette me recht op de achterbank.

‘Hellen!’ riep Henry van achter het stuur. ‘Hang nu op!’ Hij keek me aan vanuit de achteruitkijkspiegel.

Ik negeerde hem compleet.

‘H-hoe weten ze dat Massimo mijn huisbaas was?’

‘Bradley heeft overal zijn mannen, ook in Italië. En toen het nieuws op tv kwam, van jullie heldhaftige daad, was het maar een kwestie van tijd voordat ze erachter kwamen dat Massimo je onderdak gaf. Weet Massimo waar jullie naartoe gaan? Weet hij iets, wat Bradley, zeker niet te weten mag komen?’

‘Nee, hij weet niet eens onze naam. Vandaar dat ik het ook totaal niet begrijp hoe ze erachter gekomen zijn dat ik daar verbleef met Henry.’

Ik sloeg mijn hand voor mijn mond. Dat had ik net niet gezegd!

Ik heb de naam van Henry vrijgegeven. Andric mocht niet eens weten dat ik heel de tijd bij hem was. Omdat hij voor geen haar te vertrouwen was. Het kon evengoed zijn dat het allemaal opgezet spel was, dat Andric is weggelopen van huis. Ze kunnen evengoed nog onder een hoedje spelen. Henry keek me geschrokken aan via de achteruitkijkspiegel.

‘Dat heb je zonet toch niet echt gezegd!’ zei Henry kwaad.

‘Wacht,’ zei Andric verbouwereerd. ‘Henry Field? Toch niet Henry Field?’

Hoe wist hij zijn naam? Ik wilde net die vraag luidop herhalen, toen er opeens zo hevig op de rem geduwd werd dat ik naar voren vloog tegen de zetel, waar Henry in zat. Een flits van pijn ging door heel mijn lichaam. Mijn gsm was op de zetel naast die van mij gevallen. Nog steeds niet in staat me te bewegen, door de pijn, had Henry zich al omgedraaid. Hij klikte zijn gordel los en boog zich naar de zetel toe zodat hij bij mijn gsm kon. Henry zijn blauwe ogen leken wel een blauwe lucht met een opkomende orkaan.

Henry bracht mijn gsm naar zijn oor en zei tegen Andric: ‘Je zal haar nooit meer kunnen spreken.’ Hij hing op en stapte uit. De pijn was al voldoende weggezakt, ik kon weer mijn spieren gebruiken. Ik stapte uit en kon nog net zien hoe Henry op mijn gsm trapte, zo’n drie keer. Vol ontzag keek ik hem aan.

‘Waarom deed je dat!’ riep ik kwaad.

‘Je deed koppig en wilde per se opnemen. Je liet me dit doen.’

Ik schudde ongelovig mijn hoofd. Ik kende hem niet. Ik kende de Henry niet die nu voor me stond.

‘Hoe kent Andric jou?’

‘Hoe kom je erbij dat Andric mij kent? En hoe was je nu zo dom geweest mijn naam te vernoemen?’ hij zette een stap dichterbij en ik zette een stap achteruit. 'Het floepte uit mijn mond, oké?’ siste ik. ‘En hij zei, en ik citeer: “Henry field? Toch niet Henry Field?” Nou, beantwoord mijn vraag! Hoe kent hij jou?’

Henry zuchtte luid voordat hij mijn vraag vaag beantwoordde: ‘Dat weet ik ook niet.’

‘Lieg. Niet!’ snauwde ik.

‘Misschien weet hij mijn naam omdat hij de zoon is van Bradley? Hij weet waarschijnlijk dat ik de moordenaar van je familie vermoord heb. Zo is mijn naam vast en zeker bekend geworden bij hem.’

Dat ik daar zelf nog niet aan had gedacht! Dat was natuurlijk de reden!

En opeens drong het tot me door wat Andric nog meer had gezegd.

We moesten terug naar Florence om Massimo te redden!

----------------------------------------------------------------------

Ligt het aan mij of vinden jullie dit hoofdstuk minder goed dan de andere hoofdstukken? 

Hell on earthWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu