Hoofdstuk 31

2.5K 155 10
                                    

Hoofdstuk 31

 

Angst. Het was een gevoel in zoveel gradaties. Je kon bang zijn dat je niet te veel kilo’s was bij gekomen. Je kon bang zijn van een spin. Wel een contrast met bang zijn voor een seriemoordenaar die je achterna loopt.

Zelfs dat laatste kon niet tegen mijn angst op.

Ik had het gevoel dat mijn hart nog sneller klopte dan de snelheid van het licht.

En koortsachtig probeerde ik mijn ademhaling onder controle te houden.

Het was donker voor mijn ogen, ik kon niks zien.

Wel hoorde ik stemmen, maar ze praatten in een andere taal.

Het waren mannenstemmen.

Ook had ik het gevoel dat we aan het rijden waren.

Wat was er aan de hand? Waar was ik?

Het ene moment was ik op de basis, het volgende moment…

Zo bang dat ik was. Ik wist niet waarom.

Maar mijn gevoel vertelde me dat er iets ergs op mijn dagplanning stond. Iets heel ergs.

Opeens voelde ik iemand ademen in mijn oor.

Ik wilde mijn armen bewegen, maar dat kon ik niet.

Net als mijn benen. Die kon ik ook niet bewegen. En opeens voelde ik een steek op mijn achterhoofd. Ik probeerde mijn pijn te verbijten.

‘Wie… Wie is daar?’ vroeg mijn stem schor.

‘Je grootste nachtmerrie, schat,’ klonk er een stem. Zo duivels. Zo vals. Zo vreselijk.

Ik wist direct wie het was.

Ik voelde het gewoon.

Het was de meest gehate persoon. Bradley.

En plots had ik door wat er aan de hand was. Mijn geheugen kwam langzamerhand terug.

Ik was geblinddoekt en vastgebonden.

Ik … ik was ontvoerd.

 -Drie kwartier voor de ontvoering-

We waren vijf dagen later sinds Andric me officieel toestemming had gegeven dat ik zijn vader mocht vermoorden. Ik had het niet verwacht, maar was toch ietwat opgelucht dat ik zijn toestemming had gekregen. Het was elf uur ’s nachts en iedereen lag al te slapen, behalve ik. Dit was zo typisch.

Ik trok het groene, dikke deken wat verder over me heen en draaide me om in het veldbed waardoor het hard begon te kraken.

En opeens hoorde ik iemand luid snurken.

Vervloekt, Ray toch…

Zo ging ik nooit in slaap geraken!

Ik zuchtte en besloot wat water te gaan drinken.

Ik sloeg het deken van me af en wilde uit het bed stappen toen er opeens een bladje papier op de grond viel.

Huh, waar kwam dat vandaan? Het had al die tijd in mijn bed gelegen.

Ik pakte het op van de grond, en liep op mijn sokken de kamer uit. Wanneer het koud was sliep ik altijd met dikke sokken. Deze keer een setje met wollige schaapjes op.

Maar mijn aandacht werd afgeleid van mijn sokken, wanneer ik op de gang stond en het licht automatisch aansprong.

Aandachtig begon ik de woorden te lezen die op het briefje stonden.

Kom naar de kerk op het dorpsplein. Geloof me, je wilt komen. Je zus Julie, leeft nog. En als je niet wilt dat ze dood gaat, ga je naar de kerk. Wacht voor de kerk en je zal ze levend terug zien. Ga alleen en vertel dit aan niemand of er valt weer een dode.

 

Ik wist niet wat ik hier van moest denken. Was het waar? Leefde Julie echt nog of was dit een valstrik? Hoop kwam naar boven. Eerlijk gezegd kon ik me niet precies herinneren hoe ze was neergestoken. En nog een grotere vraag: hoe kwam dit briefje in mijn bed terecht?

Er moest dus iemand zijn van binnenuit die dit briefje in mijn bed had gelegd.

Maar wie? Wie was hier de verrader?

Ongelooflijk dat er een verrader was. En wat nog meer ongeloofwaardig was, was dat er echt nog iemand leefde van mijn familie.

Ik twijfelde. Wat zou ik nu doen? Ik nam het risico.

Het moest. Want ik wilde echt weten of het waar was of niet.

Wat hoopte ik dat het waar was…

Wanneer ik mijn jas, schoenen en sjaal had aangedaan, vertrok ik nadat ik een briefje had achtergelaten, dat ik even weg was, maar ik niet kon zeggen naar waar.

Het briefje dat ik had gekregen, verstopte ik tussen de kleren van Andric. Ik pakte het eerste rode T-shirt bovenaan de stapel op ooghoogte en legde daar het briefje onder. Hopelijk vond hij het snel.

Ik wist niet precies waarom ik hem had uitgekozen, maar iets in mijn binnenste verstelde me dat hij de juiste persoon was.

In snelle passen liep ik richting de kerk. Het dorpje vlakbij ons kamp had maar één kerk.

Het was zo koud en ik deed mijn sjaal nog wat beter om me heen.

Ik voelde in mijn jaszak en ja hoor, ik had een knipmes bij. Hopelijk had ik de gevechtstechnieken van de laatste weken niet nodig. Maar het maakte me in ieder geval geruster dat ik het wapen bij me had. En ik wist nu hoe ik het kon gebruiken.

Bij elke stap dat ik dichter zette naar de kerk toe, ging mijn hartslag omhoog.

Nadat ik een twintig minuten goed doorgestapt had, kwam ik aan het pleintje.

Ik keek om me heen. Er was wel straatverlichting, maar het scheen nauwelijks meer dan het slappe maanlicht. Een van de lampen flikkerde heel de tijd. Er was niemand. Echt helemaal niemand. Ik was de enige hier.

Ik wist wel dat het niks was! Hoe was ik zo dom geweest hier naartoe te komen? Maar ja, ik kon het toch moeilijk niet doen. Stel dat het waar was.

‘Stom kind,’ hoorde ik iemand zeggen. Nog voor ik kon reageren voelde ik een klap op mijn achterhoofd en alles werd zwart.

----------------------------------------------------------------------

Oeeeh, Hellen is ontvoerd door Bradley en misschien, heel misschien, leeft Julie nog :)

Wat vonden jullie ervan? :D Laat het me alsjeblieft weten!

Hell on earthWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu