Hoofdstuk 11

4.2K 170 41
                                    

Hoofdstuk 11

Nadat de moordenaar neer gevallen was zag ik pas de man die mijn leven had gered. Het was iemand in een zwarte hoodie. Hij bleef mij bewegingloos aanstaren. Door de schaduw van zijn kap zag ik zijn gezicht niet goed. Hij had nog steeds de pijl en boog vast, en hield het nu op mij gericht. Ik dacht dat hij mij ook met een pijl ging doorboren, maar in de plaats daarvan liep hij op me af en stak zijn hand uit. Twijfelend pakte ik die vast, hij trok me recht.

Nu stond ik recht voor hem, hij zette zijn kap af en ik verschoot.

Zijn blauwe ogen straalden blijdschap uit. Hij glimlachte van oor tot oor.

Zijn bruine krullen had hij vervangen door sexy haar dat ietwat in de war lag.

Hij zag er veel volwassener uit dan twee jaar geleden.

Toen ik wat bekomen was weerspiegelde ik zijn glimlach. Ik schudde ongelovig mijn hoofd.

‘Ongelooflijk,’ wist ik uit te brengen.

De man die voor me stond was Henry. De man waarvan ik dacht dat hij dood was. Al twijfelde ik daar al die tijd wel over. Maar nu stond hij daar in levende lijven voor me.

Henry legde zijn pijlen en boog op de grond en opende zijn armen, ik vloog hem om de hals.

‘I-i-k dacht d-at j-je dood was!’ struikelde ik over mijn eigen woorden.

Hij schudde zijn hoofd. ‘Nope, mijn hart klopt nog steeds.’

Toen we klaar waren met knuffelen nam ik hem nog eens in me op.

Hij deed het zelfde, we staarden elkaar een hele tijd aan, totdat hij zijn blik wende op iets achter mij. Ik draaide me om en zag de moordenaar, nu dood, op de grond liggen.

De herinneringen kwamen weer naar boven en tranen vormden zich in mijn ogen.

Mijn benen begonnen te trillen en ik voelde een steek in mijn hart.

Hij kwam naast me staan en drukte zich tegen me aan, ik liet mijn tranen de vrije loop.

‘Mijn familie,’ snikte ik.

‘Shht, huil maar eens goed uit,’ zei hij geruststellend.

Ik keek hem aan, zijn eerst blije fonkelende ogen, keken me nu vol bezorgdheid aan.

‘Ze zijn dood, Henry. Vermoord. Brutaal afgeslacht en dat voor mijn eigen ogen.’ Ik schudde er ongelovig mijn hoofd bij. Maar dan nam een oncontroleerbare woede het van me over.

Nog nooit, in mijn hele leven, had ik me tegelijkertijd zo verdrietig, boos en machteloos gevoeld. Ik trok me los uit de armen van Henry en liep op de moordenaar af. Ik trok de pijl met een ruk uit zijn borstkast en terwijl ik in een schreeuw al mijn woede en verdriet uitdrukte, stak ik de pijl een vijftal keer in zijn buik, benen, armen en borstkast.

Henry keek toe, deed niks, zei niks en liet me doen.

Mijn woede was een beetje bekoeld maar het verdriet bleef.

Ik voelde een leegte vanbinnen, en het voelde verschrikkelijk.

En opeens werd het wazig voor mijn ogen. Het werd me teveel. De moordenaar vervaagde en ik voelde de grond op me afkomen. Toen werd het zwart.

Ik knipperde eens met mijn ogen. Het beeld was eerst onscherp maar daarna werd alles haarscherp. Wat gemompel verliet mijn mond en Henry, die naar buiten zat te kijken door het raam, liep op me af.

‘Eindelijk! Je bent wakker! Ik was al bang dat je niet meer wakker ging worden.’

Geschrokken veerde ik recht vanop de matras waar ik blijkbaar op lag. ‘Henry!’

Hell on earthWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu