8 - Vluchten

989 61 4
                                    

- SLOANE - 

Devon en ik stonden op een verlaten veld. Onze vleugels waren uit en klapten gevaarlijk. In plaats van dat ik zijn leven zuur maakte, maakte hij nu mijn leven zuur. Twee weken geleden was Devon volledig getransformeerd tot een duivel. En er was niks meer over van de Devon die ik kende. Enza stond achter mij, ook haar vleugels waren uit.

"Dames, jullie zijn gekomen!"

"Wat wil je, Devon?" vroeg ik hem.

"Oh, ik wil niks. Dat is het probleem." Devon vloog een stukje naar voren. "Ik wil helemaal niks. En toch staan jullie hier."

"Dat had je gevraagd?" antwoordde Enza.

"Weet ik. Maar weet je wat ik het liefste wil? Dat als ik vraag of jullie komen. Dat jullie dat niet kunnen." Grijnzend keek hij ons aan. "Jullie moeten weg."

"Graag," vertelde ik hem, "een probleempje, we zijn nog steeds verbannen uit de hemel..."

"Dan raad ik jullie aan snel een oplossing te vinden." Devon vloog nog een stuk naar voren. Hij pakte mijn hand en drukte me tegen hem aan. Enza vloog beschermend een stuk dichterbij.

"Sloane, waarom klopt je hart zo snel?" Een rode gloed verspreidde zich over mijn wangen. "Komt dat door mij?"

Hakkelend stootte ik wat woorden uit. Daarna sloeg ik met mijn vleugels tegen hem aan. Door de klap struikelde Devon achteruit. Hij begon gemeen te lachen. En toen vloog hij weg. "Één dag." riep hij nog.

~
"Slo, dat je verliefd was op Kyan oké, maar Devon..."

"Weet ik toch, Enz." kreunde ik. Enza keek me twijfelend aan. We stonden nog steeds op het veld. Beide dachten we na over wat we moesten doen. Ik wilde niet vluchten. Ik wilde hem niet kwijtraken. Ik wilde alleen de oude Devon terug.

"Laten we maar eens een bezoekje brengen aan de hemel." sprak Enza. Ik knikte, een ander idee had ik ook niet. We stegen op en vlogen naar de hemel. Toen we daar aankwamen, drukte ik op de bel. Feather opende de deur.

"Godzijdank, Sloane. Waar was je al die tijd? Oh, hoi Enza." ratelde mijn zus. Ik gaf haar een knuffel.

"Ik was met Devon bezig." antwoordde ik.

"Hij is uit het boek gehaald..." Ik knikte. Als er een nieuwe duivel ontstond werd diegene uit het boek gehaald. Diegene was dan niet meer belangrijk. De engelen hoefden hem of haar niet meer te beschermen.

"Hij komt ons halen." zei Enza.

"Ik kan jullie echt niet binnenlaten." Mijn zus keek ons bezorgd aan.

"Wat moeten we doen, Feather?" vroeg ik mijn zus.

"Misschien meent hij het wel niet. Slo, jullie waren vrienden..."

Ik schudde mijn hoofd. "Waren..." fluisterde ik. Ik knipperde verwoed met mijn ogen om de tranen tegen te houden. Enza en Feather keken me medelevend aan.

"Alsnog bedankt, Feather. Enza laten we dan maar gaan." zei ik.

Enza en ik namen afscheid van mijn zus en vlogen weg. Weg. Naar waar? Daar wisten we het antwoord niet op. We vlogen en vlogen.
Toen we drie uur hadden gevlogen, waren we te moe om door te vliegen. We daalden langzaam neer en gingen op zoek naar een slaapplaats. Maar toen we niks konden vinden, besloten we maar ergens in te breken. We zagen ergens een raam openstaan en kropen een voor een naar binnen. We kwamen uit op een zolder. Ergens in een kast lagen wat dekens. En toen vielen we uiteindelijk in slaap.

De volgende ochtend werden we gewekt door een douche die werd aangezet. Enza en ik vouwden snel de dekens op en stopten ze terug in de kast. Daarna kropen we weer door het raam. Alleen mijn bovenlijf was pas het uit het raam toen ik zijn stem hoorde. 

"Dus, ik vraag jullie om te vluchten. En jullie krijgen het voor elkaar om te vluchten naar het huis waar ik in ben geboren. Wauw!"

Enza en ik keken elkaar verbaasd aan. Dat was inderdaad best een prestatie. 

"Amsterdam..." fluisterde ik, "we zijn in Amsterdam."

"Bravo! Bravo! Slimme meid!" zei hij. 

"Devon... Dit is niet nodig toch?" vroeg ik hem. 

"Wij zijn vijanden, liefje. Heb je dat niet zelf gezegd." Een een warm gevoel verspreidde zich over mijn wangen.

"Maar vijanden kunnen ook gewoon vijanden blijven," zei ik, "niet meer niet minder."

Verbaasd keek hij me aan. "Goh, daar had ik nog niet aan gedacht," zei hij sarcastisch, "wat een super goed idee! Maar ja, een belofte is een belofte. Jullie hadden één dag. Beetje mislukt, huh?"

Plotseling waaide een woede op in mijn aderen. Een woede die zo vertrouwd aan voelde. Een woede waar ik zoveel mensen pijn mee had gedaan. Een woede waar ik dingen mee had vernietigd. 

Ik vloog op Devon af. Mijn handen sloten zich om zijn keel. Zijn ogen werden groot en pruttelende geluidjes klonken uit zijn mond. Een angstaanjagende grijs verscheen op mijn gezicht. Maar plotseling werd ik achteruit geduwd. Devon had zijn vleugels uitgeslagen. Devon ademde een grote teug lucht in en zijn rode huid werd langzaam weer bleker. Zijn ogen spuwden vuur. Letterlijk. Van zijn zwarte ogen was niks meer te zien. Het leek alsof er kleine vlammetjes zijn ogen waren binnengedrongen. 

"Jullie gaan eraan!" schreeuwde hij, "En dat is jou schuld!" Hij wees met zijn vinger naar mij. Een ader in zijn nek klopte gevaarlijk terwijl de rode kleur weer op zijn gezicht verscheen. Tevreden zag ik aan hoe mijn handen als blauwe plekken op zijn nek waren geprint. Daarna pakte ik Enza's hand en trok haar van het dak af. En met een snelheid waarvan ik niet wist dat we die konden bereiken, vlogen we weg.  De wolken begonnen te grommen en te huilen. Het werd pikzwart op aarde. 

Het was mijn schuld. Ik was zojuist een oorlog begonnen. Een oorlog tussen de engelen en de duivels. 

The devil of the angels (Dutch)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu