Hoofdstuk 15.

144 13 11
                                        

Lindy

Mijn ogen sperren open. En ik begin plots onregelmatig te ademen.

Nu pas merk ik op dat het nog donker is. Ik sluit mijn ogen, om even tot rust te komen. Ik open mijn ogen weer en kijk naar het levenloze lichaam naast mij. Het deken ligt tot zijn middel. Ik lach even. Ik ga tenslotte rechtop zitten en trek dan de deken bij Enzo wat omhoog, want zo warm is het nou ook weer niet.

Dan hoor ik geblaf. Wacht, was ik daarom niet wakker geworden?

Al vrij snel hoor ik weer geblaf. Ik zucht en sla de deken van me af. Ik sta op en loop naar de deur van de kamer. Voordat, ik de deur weer sluit, richtte ik mijn aandacht nog naar Enzo toe. Zijn ogen waren nog steeds gesloten, dus sloot ik de deur met een gerust hart. Ik wou hem niet wakker maken.

De kamer van Peter is dicht. Ik kijk nog even om me heen. Een beetje licht van de maan schijnt door het raam. Langzaam loop ik de trap af. 

Eenmaal beneden, doe ik het licht aan. Ik kijk rond de kamer heen of ik misschien niet ergens een zaklamp zie liggen. Na een kleine minuut, vind ik er één. Ik glimlach kort. Dan loop ik naar de voordeur van het huis, nog in de gang trek ik mijn schoenen aan, en trek dan vervolgens de deur open.

En net als de deur weer een seconde dicht was, wordt er weer geblaft. Ik schrik even, maar haal rustig adem. Het is maar een hond.

Het geluid kwam duidelijk van de auto en trailer vandaan. Ik besluit dan ook naar die richting toe te lopen. 'Nee, dat meen je niet.' Mompel ik.

Sparcle kijkt mij, met zijn tong die nogal uit zijn bek hangt, aan. 'Hoe kunnen we je nou vergeten?' Vraag ik mezelf hardop af. Maar, natuurlijk had ik de auto sleutels niet bij.

Ik draai me om, om de sleutels te halen, maar wordt met een stevig greep bij mijn keel gegrepen.

*

Ik begin te spartelen, als een vis op het droge. Ik begin te gillen. Te slaan, te schoppen. Alles om weer een fatsoenlijk adem te kunnen halen.

Mijn ogen zijn gesloten, ik durf niet te kijken. Maar, toch wil ik zien wie mij dit aan doet. Peter? Enzo? Nee, dat kan niet. Echt niet.

Ik wordt op de grond gesmeten. Ik open mijn ogen en wil opstaan. Weer, wordt ik geduwd. 'Stop! Stop!' Begin ik te schreeuwen. Ik draai me om en lig nu op mijn rug op de grond. Ik had gelijk. Het is Enzo en Peter totaal niet.

Ik kijk in de ogen van een vreemde, een man. Hij had een bivakmuts op, zijn gezicht was dus bedekt. Enkel zijn ogen, waar ik met een geschrokken blik naar keek, waren te zien. Ook hij kijkt mij aan. Even was het stil. Maar, toen sprak hij.

'Ben jij de vriendin van Peter?' Vroeg een zware stem. Ik wilde schreeuwen dat het niet zo was. Maar, ik kon het niet. Met grote schotels keek ik hem enkel aan. 'Geef antwoord, jongedame.' Sprak hij kalm, maar dominant uit.

Zeg nee! Galmde wel tientallen keren door mijn hoofd.

'N-nee,' bracht ik stamelend uit. De man zette een stap naar voren en knielde vlak naast mij neer. Hij keek me weer recht in mijn ogen aan. Ik bleef hem ook aankijken. Zijn blik was vol duisternis en automatisch bleef je in zijn ogen kijken. Nu zag ik pas dat zijn ogen bruin van kleur waren.

De maan scheen op de achtergrond en toen viel mijn blik daarop, wat niet zo slim was.

'Spreek, verdomme!' Begon de man te schreeuwen. Ik keek weer terug en ik haalde diep even diep adem. Ik moest gewoon kalm blijven.

'Ik ben niet zijn vriendin.' Sprak ik nu zeker uit. Hij knikte bedenkelijk. 'Maar, waarom ben je hier dan?' Vroeg hij. Vreemde man, ik ben hier omdat dat kan. Maar besluit dat met een goed verstand, niet uit te spreken.

'Ik ben hier met een vriend.' Vertelde ik hem. 'Zijn jullie met z'n drieën?' Vroeg hij. Ik knikte langzaam. Nogmaals, zag ik dat hij aan het nadenken was.

Geblaf.

Geschrokken keek ik omhoog, naar de auto, waar Sparcle met zijn voorpoten tegen het raam krapte. Was ik hem weer vergeten. Ook de man, keek opzij.

'Laat dat beest z'n bek houden.' Beval hij mij. Ik keek de man spottend aan. 'Als ik zeg dat hij moet ophouden, doet hij dat niet hoor. Het is geen kind.'

Tik.

Ik greep naar mijn wang. Hij had me zojuist gewoon geslagen. 

'Doe er dan wat aan.' Ik zweeg en krabbelde, met bevende benen, omhoog.

'Sparcle, wees stil.' Fluisterde ik. Hem uit de auto halen kon ik niet. Met een droevige blik keek hij mij aan. Maar, wonderbaarlijk besloot hij rustig te gaan liggen. Maar, stiekem leek Sparcle ons altijd te begrijpen. Of, het was puur toeval.

'Zo zie je maar dat niks onmogelijk is.' Lachte de man. Ik schrok op uit mijn gedachtes. Ik keek omlaag, maar hij leek daar niet van gediend te zijn. Hij pakte dan ook mijn kin beet en dwong mij hem aan te kijken.

'Om weer op gang van zaken te komen,' begon hij. 'Ik moet mijn verdomde geld van die klootzak nog krijgen.' Spuwde hij uit. Een paar druppels speeksel vlogen in mijn gezicht. Ik trok even een vies gezicht, wat hij totaal negeerde.

'Hij is zeker aan het slapen, niet waar?' Vroeg hij met een voldane grijns. Ik kneep mijn ogen tot spleetjes. 'Ja,' zei ik zachtjes. Zijn grijns werd nog breder. 'Mooi.'

Hij duwde mij plots tegen de auto aan. Mijn buik werd tegen het koude staal gedrukt. Automatisch kreeg ik kippenvel over mijn huid.

Ik voelde touw om mijn pols gaan. 'Laat me los, idioot!' Riep ik. Hij hield zijn mond en draaide mij weer om. Hij grijnsde, zodra hij mijn blik zag. 'Je houdt je mond en werkt mee, anders ben je de pineut.'

Ik knikte en hij drukte zijn lippen op mijn voorhoofd. Vol walging keek ik hem aan. En het enige wat hij deed, was grijnzen. En al snel trok hij mij mee.

Richting het huis. Richting Peter, richting Enzo.

Ze mogen niks worden aangedaan.

Ik geef om ze.

---

Dit hoofdstuk is zo gemeen.

Maar,

Dit is nog maar het begin.

Festero 3Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu