Hoofdstuk 27.

140 16 4
                                    

Lindy

Daar stond hij. Daar stond Enzo. Alles om me heen leek te bevriezen. Ik had enkel oog voor hem. Hoe hij daar stond. Hoe hij me aankeek met zijn ogen vol emoties. Kippenvel raasde over mijn huid heen. Ik rilde.

Hij kwam op me af lopen. Hij stond vlak voor me. 'Lindy', zei hij fluisterend. 'E-Enzo.' Zei ik snikkend. Een traan gleed over mijn wang heen. Dit betekende wat. Ik was nog lang niet over Enzo heen. 'Je weet me te vinden', zei hij. Ik fronste door zijn woorden. Hij drukte zijn lippen tegen mijn lippen aan. Ik wou meer. Meer dan een kus. Ik wou hem zoenen. Ik had hem gemist. Maar, hij liep weg. Hij liep met een gewond paard, Spirit, weg.

Bloedsporen waren overal te zien. En nu viel mij pas op dat er ook op Maarten was geschoten. Ik wilde niet eens weten of hij dood was. Ik moest kokhalzen. Ik moest hier weg, nu. Met een snelle pas holde ik naar buiten.

'Wacht buiten!' Riep Thijs, maar ik negeerde zijn geschreeuw.

Eenmaal buiten aangekomen, vroeg ik me af waar Enzo naartoe was gegaan. Mijn hart klopte letterlijk in mijn keel. Strompelend liep ik naar de dichtstbijzijnde boom. Ik moest overgeven. Het werd me allemaal teveel.

'Verdomme!' Riep ik, tegen mijzelf.

Ik keek op en zag een auto, met een trailer, van het erf wegrijden. Ik zag dat Spirit in de trailer stond. Dus was Enzo hoogstwaarschijnlijk de bestuurder. 'Enzo!' Riep ik een paar keer zijn naam. Maar, tevergeefs. Het had geen nut. Hij was weg.

"Je weet me te vinden,"

Met een misselijk gevoel dacht ik na over waar ik hem zou moeten vinden. Zou hij hier in de buurt blijven? Of, zou hij terug naar Nederland gaan? En als hij hier blijft, waar zou ik hem dan moeten vinden? En waar in Nederland?

Politie was nog steeds binnen, en ik had geen zin om te wachten. Ik moest wat doen.

Peter.

Hij lag nog in het ziekenhuis. Ik ga eerst naar hem. Ja, misschien kan hij me helpen. Niet met daden, want hij kan momenteel niks doen. Wel kan hij me helpen met woorden. Nadenken over de situatie. En er is nog een reden waarom ik eerst naar hem toe ga. Mijn gevoel, mijn hart zegt me dat ik voor Enzo moet gaan. En ik voel nog steeds de kriebels als hij bij me in de buurt is. Ja, ik moet Peter vergeten als een vriendje. Ik moet hem zien als een vriend. Het moet niet, nee zo wil ik het.

Want, ik kies voor Enzo.

Met een beetje geluk zag ik een auto staan. Opgelucht slaakte ik een zucht, toen ik zag dat de auto niet op slot stond. Alleen maar makkelijk. Eenmaal achter het stuur, voelde ik mij zelfverzekerd. Enzo had gezegd dat hij in mij geloofde. Dat ik wel achter het stuur kon zitten. Enzo had weleens wat dingen verteld over autorijden, wat ik nog goed had onthouden.

Ik reed weg. Op weg naar het ziekenhuis, naar Peter.

*

Zijn ogen staarde naar de mijne. Hij pakte mijn hand stevig vast.

'Waarom, ben je hier?' Vroeg hij verbaasd.

Ik slikte hoorbaar. 'Ik wil met je praten', zei ik zachtjes. Peter keek me nog even aan, maar ontweek daarna gelijk mijn blik. 'Over Enzo?' Vroeg hij, nog steeds staarde hij naar zijn handen. 'Ja.' Beantwoorde ik zijn vraag. Al weet ik zeker dat hij het wist dat ik over Enzo wou praten. Peter knikte zwijgend.

Hij keek me weer aan. 'Ga naar Enzo, zo snel mogelijk.'

Zijn betraande ogen keken mij dwingend aan. Automatisch kreeg ik weer kippenvel. 'Hij heeft je nodig, Lindy. Harder dan ik.' Vertelde hij mij. Ik nam plaats op het ziekenhuisbed. 'Dat weet ik. Ik ben gewoon bang dat-' verder kwam ik niet. 'Waarvoor ben je bang?' Vroeg Peter nieuwsgierig, ik kneep harder in zijn hand. Een traan gleed inmiddels over mijn wang. 'Bang dat het niet hetzelfde is als vroeger.' De woorden verlieten uiteindelijk snikkend uit mijn mond. Peter fronste. 'Hetzelfde als vroeger?'

'Onze gevoelens voor elkaar,'

Peter knikte. 'Enzo houdt van je. Geen twijfel mogelijk.'

Nu was ik degene die zwijgend knikte. 'Je hoeft toch niet met hem te trouwen. Jullie zijn  jong. Wij zijn nog jong.' Zei Peter. Het leek alsof hij uit ervaring sprak. De woorden kwamen er zo soepel uit. Terwijl, ik er stilletjes bij zat. En er soms een verdwaalde traan naar beneden gleed. Ik ging naast Peter liggen. Hij sloeg een arm rond mijn middel.

'Misschien, is het beter als we afstand nemen van elkaar.'

Ik keek opzij. 'Wat? Hoezo?' Vroeg ik geschrokken door zijn woorden. Peter glimlachte zwakjes. 'Denk na', zei hij nu op een wat botte toon. Ik zuchtte. 'Ik zorg alleen maar voor problemen. Dat is al heel mijn leven zo geweest.' Zei hij na een korte stilte. Ik plaatste mijn lippen op de zijne. Maar, Peter duwde me al vrij snel weg.

'Dit bedoel ik', was wat hij zei.

'Het spijt me.' Nu ontweek ik zijn blik. Peter wreef met zijn duim over mijn hand. 'Misschien, zien we elkaar ooit nog.' Fluisterde hij. 'Ik hoop het', fluisterde ik terug. Met een bescheiden glimlach stond ik op. 'Hier mijn nummer-' Peter schudde zijn hoofd. Hij zei niks. Maar, ik wist al genoeg. Hij wou mijn nummer niet. Ik draaide me om, maar zijn greep hield me tegen.

'Maak je niet druk om mij. Maak je niet druk om jezelf. Maak je niet druk om Enzo. Om niemand niet. Alles komt goed.'

Ik glimlachte. En zonder iets te zeggen liep ik de kamer uit.

Terwijl, ik tegen mijn tranen moest vechten, liep ik door de witte gangen. Het was beter zo, dacht ik. En ik wist dat ik het goed dacht. Ik zou Peter vergeten, en alleen maar aan Enzo denken.

*

Uiteindelijk vertrok ik met Festero. Naar Nederland.

Festero 3Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu