Hoofdstuk 6

2.8K 47 8
                                    

Dat de auto nog niet ontploft was door de zenuwen die er zich in hadden opgehoopt, verbaasde me iedere seconde die we erin zaten meer. We waren ondertussen zo'n honder kilometer verder. Vanaf het vliegveld was het zo'n tweehonderd kilometer rijden, voornamelijk snelweg, maar ook door een paar kleine gehuchtjes, waarvan ik dacht dat het er letterlijk uitgestorven was, of die mensen hielden gewoon een heel strak schema aan. Iets in deze trant, volgens mij:

's Ochtends: luiken dicht, vooral geen leven tonen.

's Middags: luiken half of gewoon helemaal opgerold, een beetje leven tonen.

Na vijf uur: luiken gaan dicht, het beetje leven dat er was, is weer als sneeuw voor de zon verdwenen. 

Ik snapte dat als er honderden jaren geleden er ook al van dit soort gehuchtjes waren, waar het begrip 'vampiers' vandaan kwam. Want die gehuchtjes, waren in vergelijking met een redelijk groot dorp, een stad, of een mega stad als Los Angeles gewoon griezelig. Er stonden hooguit tien huizen en een reusachtige kerk. Maar goed, ik was niet van plan om ooit in zo'n gehucht te gaan wonen, dus ging ik er verder geen moeite meer aan verspillen.

Ik begon, na nog zo'n vijftig kilometer, het bos te zien, waar de academie zich in bevond. De academie stond behoorlijk afgelegen, diep in het bos, nou ja, eigenlijk woud, zodat normale mensen het niet zo snel zouden ontdekken. Tuurlijk, de wereld was er wel van op de hoogte, alleen de mensheid dacht dat het gewoon een enorme academie voor speciale mensen was (wat het eigenlijk ook was, maar in een andere trant dan wat zij dachten), en alleen de goedgelovige mensen, die geloofden dat er ook verdorven wezens waren, dachten dat het een vervloekte plek was, met alle wezens uit de hel, of iets in die buurt. Ik had ooit eens in een heel gelovig dorp gevraagd aan een vrouw of ze wist hoe we bij de academie konden komen (we waren de weg een beetje kwijt.. Nou ja, beetje... beetje heel erg), en die arme vrouw kreeg nog net geen hartstilstand, en gilde allerlei dingen over 'vervloekt' en 'verdorven plek en wezens' en dat we hier weg moesten. Dat was een heel bizarre belevenis geweest. Uiteindelijk hadden we wel de weg gevonden, nadat we uit zo'n drie van die streng gelovige dorpen gevlucht waren, en een stad hadden gevonden, met mensen die gewoon dachten dat wij bijzonder waren. 

We waren ondertussen het bos ingereden. Nu barstte de auto dus echt bijna van de zenuwen, iedereen z'n gezicht stond alsof we allemaal het liefst wilden verdwijnen, of dat we dit ons gewoon nooit op de hals hadden gehaald. Ik pakte Daves hand, en kneep er zachtjes in. Hij kneep een beetje bibberig terug.

''Het gaat ons lukken, geloof me,'' zei ik. Ik had als eerste de stilte onderbroken, de stilte die hier al heerste sinds we waren weggereden vanaf het vliegveld, zelfs de tussenstop was zwijgzaam verlopen. Dave zei niks terug. In plaats daarvan kneep hij me weer, nog bibberiger dan de vorige keer. Toen was het weer even stil als voor dat ik wat gezegd had. Het enige geluid kwam van de auto zelf, de banden die over de geasfalteerde weg reed, die straks zou over gaan in een harde zandweg, de motor die onder de motorkap bromde. Zo nu en dan de richtingaanwijzers, maar verder was er stilte. Ondoorbrekelijke, onaangename stilte. Ik ging maar uit het raam staren, naar het bos dat aan ons voorbij ging. Zoveel bomen. Zo veel groen. Zo veel bruin. Zo veel leven, waarvan ik het niet kon zien, omdat het zich verstopte voor het mechanische monster dat zo hard door hun vredige thuis reed. In het bos was alles in harmonie: er werd niet gekeken op soort, er was geen jaloezie, vooroordeel, of wat dan ook. Er was alleen jager en prooi, moeder en haar jongen, oud en jong, en alles leefde rustig naast elkaar. Waarom kon het dan niet in onze wereld? Waarom slachtten wij iedereen af? Waarom was er oorlog, oorlog om geloof? Waarom was er vooroordeel? Waarom zouden blanken beter zijn dan zwarten? Waarom zou mijn soort beter zijn dan het andere? Want zij slachtten ons alleen maar af, juist om dit vooroordeel, juist omdat er vroeger ooit iets mis was gegaan, er ruzie tussen beide soorten was ontstaan, en het Duistere soort nu ons koelbloedig doodde, alleen maar om iets wat zo belachelijk veel jaren geleden was gebeurd, en waar we nu nog iedere dag de gevolgen van moesten beleven. Ik wist het fijne er niet van, van wat er volgens mij zo'n zevenhonderd jaar geleden was gebeurd. Volgens mij was toen een belangrijk meisje, Rosette, van het nu Duistere soort, door een egoïstische, jaloerse trien van onze soort, gedood, alleen maar omdat die Rosette het veel beter had, of zoiets. Maar omdat die Rosette de troonopvolgster was, en de enige, want ze had geen zusters of broeders gehad, waren haar ouders neidig geworden, en hadden ze weer een belangrijk lid uit onze gemeenschap gedood. Omdat wij toen vroeger van het zachtaardige waren, gingen wij daar niet meer op in. Wij waren in diepe rouw vanwege het verlies, maar het Duistere soort nam er geen genoegen mee (ze waren toen al redelijk opvliegend, gemeen, maar we hadden altijd in vrede naast elkaar weten te leven), en daarna moordden ze gewoon, en uiteindelijk is het zo gevormd zoals het hedendaags nog doorgaat. Sommigen van ons worden getraind, om onze gemeenschap te beschermen, en anderen die niet willen beschermen en deze training volgen, gaan weer andere dingen doen, werken in de maatschappij en zo. 

Een onmogelijke liefdeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu