Hoofdstuk 13

2.4K 32 3
                                    

''Dus, maar hoe ging het bij jou?'' vroeg Dave, nadat we een behoorlijk lange tijd stilzwijgend daar op het bankje, in het park, hadden gezeten. Niet wetend wat we moesten zeggen. Uiteindelijk wist Dave dus toch de stilte te verbreken.

''Nou, ik denk beter dan jou, maar ook niet fantastisch,'' zei ik zacht, haast fluisterend.

''Wat dan?''

''Nou ja, mijn ouders maakten altijd verschrikkelijk veel ruzie. Ik heb geen broers of zussen, dus kon ik ook geen steun daaruit halen. Ze scholden en scholden, terwijl ik daar soms bij stond, huilend, van angst, als driejarige al. Daarvoor kan ik me niet meer herinneren. Het was dag in dag uit ruzie. 's Ochtends werden ze wakker, en net als met benzine, een super klein vonkje zorgde al voor een reusachtige steekvlam, en was het weer bonje. Mijn vader sloeg mijn moeder zelfs soms, soms zo hard dat ze tegen de muur aanvloog, en dan rende ik gillend naar mijn kamer, smeet de deur dicht en gooide alle dingen die ik kon optillen voor mijn deur. Toen ik klein was, was dat hooguit een stoeltje en het prullenbakje op mijn kamer, maar toen ik iets ouder werd, zes of zo, verplaatste ik soms mijn hele bureau. Uiteindelijk is mijn moeder vertrokken. Ik ging met haar mee, ik was als de dood voor mijn vader. Bang dat hij me zou slaan, schoppen, met me om zou gaan als hij deed met mijn moeder. Die angst heb ik altijd gehouden.

De eerste nacht, met mijn moeder alleen, sliepen we op straat. Daarna gingen we naar een hotel en uiteindelijk had ze een goede vriendin weten te bereiken waar we konden blijven slapen, voor zolang als we wilden. Ik was toen zeven. Mijn moeder ging gewoon naar d'r werk, en ik ging naar school, gewoon een mensenschool. Al snel kwam daar verandering in, stuurde mijn moeder toen het eenmaal kon, me direct naar de academie, toen ik acht was. Natuurlijk ging ik niet meteen naar de academie zelf, maar op de academie is ook nog voor jonge kinderen, onderbouw en vanaf middelbaar kom je op de échte academie. Ik vond het meteen al verschrikkelijk daar. In het begin kwam mijn moeder me nog wel eens opzoeken, maar toen ik, na vier jaar, oud genoeg was voor middelbaar, en zover was, kwam ze niet meer. Eigenlijk heb ik mijn ouders ook al van jongs af aan niet meer gezien. Ik vind het eigenlijk niet zo erg, ik heb nooit het gevoel gehad dat ze echt mijn ouders waren, ze waren meer gewoon mensen die mij hier op deze wrede wereld gezet hebben en me daarna voor een korte tijd bij zich hielden, maar zodra het kon me meteen dumpten. Ik hoef ze ook nooit meer te zien, ik weet niet eens hoe het nu met hun gaat. Boeit me ook niet. Ze hebben zich nooit als ouders naar mij gedragen, dus waarom zou ik me dan zorgen of wat dan ook over hun maken? In mijn ogen verdienen ze het niet.

Maar goed, toen ik op de academie naar middelbaar ging, leerde ik Maylene kennen. Door haar leerde ik ook weer Max en Raoul kennen. Sindsdien zijn we beste vrienden, wij vieren, en delen we alles met elkaar. Maylene kent me net iets te goed, ik kan echt niks voor haar verzwijgen,'' zei ik, en moest zachtjes grinniken, voor ik mijn verhaal weer hervatte, ''en Max en ik trainden vanaf het begin vaak met elkaar, we zijn echt aan elkaar gewaagd. Hij is sterk, maar ik ook. Op de academie zijn er maar weinig jongens die mij kunnen verslaan. Meisjes al helemaal niet, hoewel we allemaal sterk zijn. Niet van die tutjes die armen zo dun als een twijgje hebben, en benen die net iets breder zijn. Tenminste, de meisjes die net zoals ik een beschermer zullen worden. Met de gewone meiden op de academie, die alleen de normale vakken hebben gekozen en geen beschermer willen worden, ga ik niet echt mee om, dus dat weet ik ook niet. Ik heb er ook nooit op gelet of er zulke types rondlopen. Maar dat maakt verder niet veel uit. In het begin op de academie, werd ik nogal genegeerd. Ik had geen zelfvertrouwen, huilde elke avond mezelf in slaap. Ik was bang, bang dat het hier net zo erg zou zijn als het bij mijn ouders was geweest. Bij de vriendin van mijn moeder voelde ik me veilig, bij mijn moeder voelde ik me veilig. Ik had net een veilig wereldje gecreëerd, en toen kwam ik op de academie en was dat veilige wereld verwoest, en ik wist niet of ik dat nog opnieuw kon creëeren. Uiteindelijk ging het langzamerhand steeds beter met mij, ik had geen vrienden op de onderbouw, maar die had ik nooit echt gehad, want ook toen ik naar de school ging voor normale mensen, had ik geen vrienden gehad, ik wist dat ik anders was, en dat zij daar niet achter mochten komen, en daarbij vonden ze mij allemaal gek. Ik heb alleen behoefte aan échte vrienden, niet van die types die doen dat ze je vrienden zijn, maar als het erop aan komt je keihard laten stikken. Nadat ik Maylene, Max en Raoul leerde kennen, steeg mijn zelfvertrouwen, en toen het bleek dat ik uitblonk met de training, met vechten en verdedigen, groeide dat vertrouwen nog meer, ik kon eindelijk laten zien dat ik niet zomaar iemand was, dat ik wel ergens goed in was en dat ik niet met me liet sollen. Met theorie ben ik namelijk niet zo geweldig, met praktijk, dus die trainingen wel. Dat is mijn sterke punt, en de hele academie weet dat nu onderhand wel. Maar goed zoals ik al zei, is het niet zo erg vind ik als wat met jou gebeurd is.''

Een onmogelijke liefdeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu