Hoofdstuk 23

297 25 3
                                    

Op de vijfde dag van haar verblijf bij Evert en zijn dochters, wordt Fenna om half zes 's ochtends wakker, met een zwaar gevoel in haar lichaam. Even snapt ze het niet, ze wil zich omdraaien en weer doorslapen. Dan realiseert ze zich met een schok wat voor dag het vandaag is. Bewegingsloos blijft ze liggen terwijl het verdriet door haar heen golft. Ze heeft geen enkel besef van tijd, alleen het verdriet en de pijn die ze voelt zijn aanwezig. Uiteindelijk hoort ze Evert opstaan, en dan hoort ze de twee meisjes. Ze doen allemaal zachtjes, omdat ze denken dat zij nog slaapt. Toch kan Fenna zichzelf niet uit bed krijgen. Als ze uit bed komt begint het echt, dan moet ze zichzelf confronteren met deze dag. En dan moet ze Evert en de meisjes zien, en doen alsof ze zich niet zo afschuwelijk slecht voelt. In bed blijven is weliswaar een tijdelijke oplossing, maar voor nu kan ze even niks anders.

Als de meisjes op de fiets zijn gestapt, en richting school zijn vertrokken, ruimt Evert nog snel de keuken op. Hij heeft Fenna nog niet gezien, maar hij vermoedt dat ze nog slaapt. Gisteren had hij haar naar het ziekenhuis gebracht, om de hechtingen te laten verwijderen, daarna was ze nog naar de fysiotherapeut geweest, voor haar eerste behandeling. Ze was behoorlijk moe geweest van alles, en ze hadden zich beiden gerealiseerd dat ze toch zwaarder gewond was dan ze laat blijken. Evert herinnert zich dat ze gisteravond met zachte stem had aangegeven dat ze last had van haar schouder na de fysiotherapie. Hij had pijnstillers voor haar gehaald, verder kon hij niet veel doen. Maar ze vertrouwde hem weer. De afgelopen dagen zetten ze samen kleine stapjes in de goede richting, Evert is verrast over hoe hard Fenna haar best doet om zich wat meer open te stellen richting hem.

Terwijl Evert de laatste borden in de vaatwasser zet, hoort hij Fenna's voetstappen van de trap af komen. Hij zet het koffiezetapparaat alvast aan. Ontbijt heeft ze meestal weinig behoefte aan, koffie wil ze altijd wel. Als ze de keuken in komt lopen, valt het hem gelijk op hoe slecht ze eruitziet. Grote wallen onder haar ogen, haar gezicht staat strak, en haar blik is leeg. Hij zegt er niks van, dat was hun afspraak. "Koffie?" Vraagt hij haar in plaats daarvan. Ze kijkt hem aan, en heel even ziet hij die blik van verdriet in haar ogen. Na een fractie van een seconde is het weer weg. Ze wendt haar blik weer af, en knikt terwijl ze plaatsneemt aan de tafel. Ze is doodstil. Evert snapt er niks van, na gisteravond dacht hij toch dat er weer een stap gezet was, nu lijkt het alsof alles van de afgelopen dagen is verdwenen. Als hij een blik op de klok werpt, ziet hij dat hij eigenlijk moet gaan, maar iets binnenin hem houdt hem tegen. Er is iets mis met Fenna, hij weet het vrijwel zeker. Hij zet de koffie voor haar neer, en kijkt even op het scherm van zijn telefoon, wat oplicht doordat hij een berichtje binnenkrijgt. Als hij de datum ziet, klikt er iets in zijn hoofd.

Fenna merkt vaag dat Evert naast haar komt zitten. Ze weet dat hij haar aankijkt, maar ze kan zichzelf er niet toe brengen om terug te kijken. Ze is bang dat ze dan in huilen uitbarst, en dat wil ze koste wat kost voorkomen. Hij legt zijn hand op haar schouder. "Het is je vaders sterfdag, hè?" Vraagt hij dan, heel zacht en heel voorzichtig. Ze knikt, en bijt hard op de binnenkant van haar wang om niet te gaan huilen. De sterfdag van haar vader is elk jaar opnieuw moeilijk. Ze is niet alleen haar vader verloren, het was ook nog eens haar schuld. Dat maakt de pijn ondraaglijk. Ze mist hem nog steeds zo, maar ze is ook nog steeds zo kwaad op zichzelf. Ze had het beter moeten doen, ze had een betere dochter moeten zijn. Ze had hem nooit zo in gevaar mogen brengen.

Evert kijkt naar Fenna. Haar verdriet is duidelijk. Hij weet hoe lastig deze dag voor haar is. Hij pakt haar hand. "Kan ik iets voor je doen vandaag, Fenna?" Ze kijkt hem even aan, haar ogen beginnen waterig te worden. Langzaam schudt ze haar hoofd. Niet omdat ze zijn hulp niet accepteert, maar omdat ze niet weet hoe hij zou kunnen helpen. Ze weet niet eens wat ze zelf moet doen. Hij knikt, en geeft een zacht kneepje in haar hand. "Ik moet nu gaan, maar beloof je me te bellen als het niet gaat hier?" Een traan valt op haar wang. Ze kijkt naar hem, en knikt. Als ze hem nodig heeft, zal ze bellen. Ergens diep vanbinnen weet ze dat ze het ook echt zal doen. Met zijn duim veegt hij de traan van haar wang. "Ik zal proberen eerder thuis te zijn vanmiddag." Zacht streelt hij over haar gezicht, hij voelt zich schuldig dat hij haar nu alleen moet laten, maar hij kan niet anders. Hij pakt zijn sleutels en glimlacht verontschuldigend naar haar. Ze knikt naar hem, als teken dat hij kan gaan. Dan wendt ze haar blik af. Hij legt zijn hand op haar schouder, even wil hij nog fysiek contact maken. Dan laat hij haar los en vertrekt hij richting het bureau.

Laat Me GaanWhere stories live. Discover now