40. Ondergang

178 14 1
                                    

Hoofdstuk 40 - Ondergang

Alles deed pijn. Overal in mijn lichaam voelde ik een doffe, kloppende pijn. Maar ik wist nog hoe het voelde om geraakt te worden. Cyrano had me recht in mijn hart geraakt, recht in het midden, waardoor ik bevroor en tegen de grond klapte. Withete pijn, een herinnering die vastzat aan de pijn die ik nu voelde.

Doodgaan deed pijn. Ik had het wel gevoeld, ik voelde het nog steeds. Waar was ik?

Ik durfde mijn ogen niet te openen. Ik was bang voor wat ik tegen zou komen. Voor wat ik zou zien. Bang voor hoe de dood eruit zou zien.

Uiteindelijk raapte ik de moed bij elkaar en opende mijn ogen net genoeg om door een kleine spleet te kunnen gluren. Maar ik zag niet wat ik had verwacht.

Hoewel, ik had geen idee wat ik wel had verwacht, niet dit in ieder geval. Ik opende mijn ogen verder en staarde naar het gras voor mijn gezicht. Het gras waar ik zojuist in was neergevallen.

Leefde ik nog? Maar waar was al het geluid? Waar was iedereen? Het was helemaal stil nu. Ik hoorde helemaal niets, niet eens mijn hartslag, slechts mijn ademhaling. Waarom ademde ik nog? Mijn hart was er zelfs mee gestopt.

Ik draaide mezelf zodat ik langzaam op mijn handen en knieën kon leunen. Ik kreunde van de pijn en begon zwaarder te ademen door de moeite die het me kostte. Ik voelde nog steeds de pijn in mijn zij, nu erger dan eerst, maar tegelijkertijd ook niet meer zo scherp. Alles deed nu pijn, dus een beetje meer pijn in mijn zij maakte dan ook niet meer uit, viel niet meer zo op.

Ik deed mijn best mijn ademhaling onder controle te krijgen en hief mijn hoofd om op te kijken. Ik was op nog precies dezelfde plek als waar ik vanavond was geweest. De achtertuin van Matt, voor de boom, met nog steeds de gloed van de vlammen die uit het huis kwamen. Maar ze stonden stil, de vlammen bewogen niet, siste niet. De geur van verbrand hout was weg; elke geur was weg. 

Ik draaide mijn hoofd om naar achteren en schrok toen ik Cyrano zag staan, en Jason. Maar ze bewogen niet, ze stonden stil, bewegingloos. Wat was hier aan de hand? Wat was er gebeurd?

Mijn ogen dwaalde door de omgeving en toen zag ik David liggen. Mijn ogen werden groot en met grote moeite kroop ik langzaam naar hem toe, te uitgeput om helemaal op te staan, laat staan daarheen te lopen. Ik sleepte mijn vermoeide lichaam zijn kant op en toen ik daar eindelijk was liet ik mezelf over hem heen vallen.

Op mijn knieën, mijn hoofd op zijn borst, mijn hand in die van hem. Op de een of andere manier was de tijd stil gaan staan, of dit was hoe het was om dood te gaan. Misschien dat, als je doodging, je voor altijd zou blijven hangen in de tijd waarin de werkelijk stierf.

En toen begon ik te huilen. Opnieuw. Ik had het gevoel alsof ik vannacht al veel te vaak had gehuild, maar ik kon mezelf gewoon niet tegenhouden.

Mijn lichaam schokte met iedere snik en tranen vloeide onophoudelijk over mijn wangen, verdwijnend in Davids shirt. Een vreemd verstikt geluid kwam uit mijn keel en ik kneep in Davids hand, wensend dat hij een reactie zou geven.

En toen plotseling voelde ik zijn hand om die van mij sluiten. Hij kneep terug, stevig en hard, alsof hij me probeerde te troosten. Geschrokken kwam ik overeind en keek naar zijn gezicht. Zijn ogen waren geopend en hij keek me aan, een trieste blik in zijn ogen. Langzaam ging hij rechtop zitten, alsof het hem net zoveel moeite kostte als bij mij.

Ik rolde mijn lippen naar binnen en probeerde mijn snikken te stoppen, waarna ik David om de nek vloog en hem stevig tegen me aan drukte. "David..." fluisterde ik in zijn nek, mijn armen verstrakkend om zijn rug. Hij leefde nog! Of hoe je het ook kon noemen, ik wist niet eens of ik wel echt dood was.

(NL) Falling DawnWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu