16. Scherven

254 17 3
                                    

Hoofdstuk 16 - Scherven

Ik draaide de kraan open en liet het hete water over me heen lopen. De badkamer vulde zich met stoom en ik stond in gedachten verzonken onder het water. Vanbinnen gloeide ik nog helemaal, maar tegelijkertijd tintelden mijn tenen en vingers van een onverklaarbare kou.

Het vroor buiten, ja, maar mijn lichaam had weerstand moeten bieden tegen de kou. Echter, kijkend naar mijn handen, trilden ze hevig. Ik vroeg me af of het misschien kwam door het feit dat ik David had gezoend.

Ik wilde boos zijn op mezelf. Hoe had ik het kunnen laten gebeuren? Ik had David het gevoel gegeven alsof hij zomaar kon doen wat hij wilde, maar ik had wel degelijk een eigen wil.

Ik wilde boos zijn op mezelf.

Toch, diep vanbinnen, vond ik het net zo leuk als hem. Ik wilde dat hij me zou zoenen, maar ik – de kant van mij die nog kon nadenken – verbood het mezelf. Er klopte gewoon iets niet aan hem. Ik voelde het. Ik zag het.

Ik wist niet wat ik van zijn verhalen moest geloven, maar het was opvallend dat elke keer als er iets vreemds gebeurde, David altijd in de buurt was. Misschien was hij het zelf al die tijd geweest? 

Ik dacht terug aan alles wat er tot nu toe was gebeurd. Ik had een donkerblonde haar gevonden in de bivakmuts, de gestalte die een geweer op me af schoot leek sterk op David, plus het feit dat ik uitgerekend tegen hem op botste toen ik naar buiten rende. En vorige week, toen ik aangevallen werd in het bos, wie kwam ik daar tegen nog geen minuut nadat mijn aanvaller was verdwenen? David. 

En het was David die in mijn kamer zat toen ik wakker werd vannacht. Ik zou in slaap zijn gevallen in de auto bij Matt? We hadden verdorie een ongeluk! En dan beweerde David dat ik het allemaal gedroomd had?

Misschien had ik dat ook wel. De gebeurtenissen waren sterk vervaagd, precies zoals dromen dat deden. Plus het ontbreken van bewijs. Alleen het litteken op mijn schouder overtuigde me ervan dat die aanval wel degelijk echt was geweest. Misschien droomde ik gewoon rare dingen over David omdat hij zo verdacht deed. Maar dat hij er iets mee te maken had, dat wist ik wel zeker. Ik kon hem niet vertrouwen, en toch, had ik met hem gezoend. Alsof het me allemaal niet uitmaakte.

Wat was er mis met mij? Begon ik eindelijk echt mijn verstand te verliezen? 

Ik legde mijn hoofd in mijn nek en liet de waterstralen over mijn gezicht vallen. Als een gigantische waterval die me blind maakte, die me ervan weerhield lucht in te ademen, alleen om daarna rond mijn voeten te vallen.

Ik wreef met mijn vingers in mijn ogen en vroeg me af in wat voor zooi ik nu weer terecht was gekomen.

"Lucy?" Er werd op de deur geklopt en ik draaide geschrokken de kraan dicht.

"Lucy, je komt te laat voor school. Je hebt nog twintig minuten," riep mijn tante door de deur heen. Ik greep een handdoek en wikkelde mezelf erin voordat ik de deur opende en naar buiten liep, mijn natte haar over de grond druipend. "Ik kom eraan."

Terwijl ik me aankleedde bedacht ik me hoe raar het was dat mijn oom en tante helemaal niets wisten van dit alles. Ze wisten niet dat ik iedere morgen al bij zonsopgang op het strand zat, of dat ik David wat beter kende dat ze verwachtten, of Matt. Ik betwijfelde of ze wisten dat ik een Aer was, maar ik gokte dat ze overal buiten waren gelaten toen ze me in hun huis namen.

Ik wist niet eens hoe dat allemaal was geregeld. Wisten mijn oom en tante dat toen ze me hierbinnen haalden ik in levensgevaar was? Dat ze hun taak om mij te beschermen serieuzer moesten nemen dan iedere andere ouder?

Ik had inmiddels zelf wel door dat ik wel degelijk in gevaar was, maar ik was met een beetje geluk iedere keer weer ontsnapt, tot nu toe. Op de een of andere manier was ik niet echt bang. Het was meestal pas op het moment dat het echt dreigde mis te gaan, dat ik pas de angst voelde.

(NL) Falling DawnWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu